Griekse Mythologie >> Griekse Goden >> Oergoden >> Hemelgoden >> Aether (Aither)
Griekse naam
Αιθηρ
Vertaald
Aithêr
Latijnse spelling
Aether
Vertaald
Ether (Heldere boven-lucht)
Aether (Aether) was de oergod (protogenos) van het licht en de heldere, blauwe ether van de hemelen. Zijn nevels vulden de ruimte tussen de vaste koepel van de hemel (ouranos) en de doorzichtige nevels van de aan de aarde gebonden lucht (khaos, aer). s Avonds trok zijn moeder Nyx haar donkere sluier over de hemel, verduisterde de ether en bracht nacht. s Ochtends trok zijn zuster en echtgenote Hemera de nevel van de nacht weg om de stralende blauwe ether van de dag te onthullen. In de oude kosmogonieën werden nacht en dag beschouwd als elementen die los stonden van de zon.
Aither was een van de drie “luchtsoorten”. De middelste lucht was aer of khaos, een kleurloze nevel die de sterfelijke wereld omhulde. De onderste lucht was erebos, de nevels van de duisternis, die de donkere plaatsen onder de aarde en het dodenrijk omhulden. De derde was de bovenlucht van aither, de nevel van licht en blauw van de hemelse ether. De aither omhulde de bergtoppen, wolken, sterren, zon en maan.
Aether’s vrouwelijke tegenhanger was Aithre (Aethra), Titaness van de helderblauwe hemel en moeder van de zon en de maan.
FAMILIE VAN AETHER
PARENTS
EREBOS & NYX (Hesiod Theogonie 124, Cicero De Natura Deorum 3.17)
EREBOS (Aristophanes Vogels 1189)
KHRONOS & ANANKE (Orfische Argonautica 12, Orfisch Fragment 54)
KHRONOS (Orfische Rapsodieën 66)
KHAOS (Hyginus Voorwoord)
OFFSPRING PROTOGENOI
OURANOS (Alcman Frag 61, Callimachus Frag 498, Cicero De Natura Deorum 3.17)
GAIA, OURANOS, THALASSA (door Hemera) (Hyginus Voorwoord)
NEPHELAI (Aristophanes Wolken 563)
OFFSPRING DAIMONES
ALGOS (DOLOR), DOLOS (DOLUS), LYSSA (IRA), PENTHOS (LUCTUS), PSEUDOLOGOS (MENDACIUM), HORKOS (JUSIURANDUM), POINE (ULTIO), ? (INTEMPERANTIA), AMPHILOGIA (ALTERCATIO), LETHE (OBLIVIO), AERGIA (SOCORDIA), DEIMOS (TIMOR), ? (SUPERBIA), ? (INCESTUM), HYSMINE (PUGNA) (door Gaia) (Hyginus Voorwoord)
ENCYCLOPEDIA
AETHER (Aithêr), een gepersonifieerde idee van de mythische kosmogonieën. Volgens die van Hyginus (Fab. Pref. p. 1, ed. Staveren) was hij, samen met Nacht, Dag en Erebus, verwekt door Chaos en Caligo (Duisternis). Volgens dat van Hesiod (Theog. 124), was Aether de zoon van Erebus en zijn zuster Nacht, en een broer van Dag. (Comp. Phornut. De Nat. Deor. 16.) De kinderen van Aether en Day waren Land, Hemel en Zee, en uit zijn verbinding met de Aarde zijn alle ondeugden voortgekomen die het menselijk ras vernietigen, en ook de Giganten en Titanen. (Hygin. Fab. Prof. p. 2, &c.) Uit deze verhalen blijkt dat in de Griekse kosmogonieën de Aether werd beschouwd als een van de elementaire substanties waaruit het heelal was gevormd. In de Orphische hymnen(4) verschijnt de Aether als de ziel van de wereld, waaruit al het leven voortkomt, een idee dat ook werd overgenomen door sommige van de vroege filosofen van Griekenland. In latere tijden werd de Aether beschouwd als de grote ruimte van de hemel, de woonplaats van de goden, en Zeus als de Heer van de Aether, of de Aether zelf verpersoonlijkt. (Pacuv. ap. Cic. de Nat. Deor. ii. 36, 40; Lucret. v. 499; Virg. Aen. xii. 140, Georg. ii. 325.)
Bron: Dictionary of Greek and Roman Biography and Mythology.
ALTERNATE NAMES
Griekse naam
Ακμων
Vertaling
Akmôn
Latijnse Spelling
Acmon
Vertaald
Zenith (akmê), Onvermoeibaar (akmês)
CLASSIEKE LITERATUUR QUOTES
AETHER & HET BEGIN VAN DE COSMOS
I. DE COSMOGONIE VAN HESIOD
Hesiod, Theogonie 124 e.v. (trans. Evelyn-White) (Grieks epos C8e of C7e v. Chr.) :
“Uit Nyx (Nacht) werden geboren Aither (Aether, Licht) en Hemera (Dag), die zij verwekte en baarde uit een verbintenis in liefde met Erebos (Erebus, Duisternis).”
Cicero, De Natura Deorum 3. 17 (trans. Rackham) (Romeinse retoricus C1e v. Chr.) :
” de ouders van Caelus (Hemel) , Aether (Bovenlucht) en Dies (Dag) , moeten als goden worden beschouwd … deze zijn volgens de legende de kinderen van Erebus (Duisternis) en Nox (Nacht).”
Pseudo-Hyginus, Voorwoord (trans. Grant) (Romeinse mythograaf C2e n. Chr.) :
“Van Chaos : Caligine (Duisternis).
Van Chaos : Nox (Nacht) , Dies (Dag) , Erebus, Aether.
Van Aether en Dies (Dag) : Terra (Aarde) , Caelum (Hemel) , Mare (Zee) .
Van Aether en Terra (Aarde) : Dolor (Verdriet), Dolus (Bedrog), Ira (Toorn), Luctus (Klaagzang), Mendacium (Valsheid), Jusiurandum (Eed), Vltio (Wraak), Intemperantia (Onmatigheid), Altercatio (Schermutseling), Obliuio (Vergeetachtigheid), Socordia (Luiaard), Timor (Angst), Superbia (Trots), Incestum (Incest), Pugna (Vechtpartij),
Oceanus, Themis, Tartarus, Pontus; en Titanen: Briareus, Gyes, Steropes, Atlas, Hyperion en Polus , Saturnus , Ops , Moneta , Dione; en drie Furiae (Furiën) , namelijk Alecto, Megaera, Tisiphone.”
II. DE COSMOGONIE VAN ALCMAN
Alcman, Fragment 61 (uit Eustathius over de Ilias) (trans. Campbell, Vol. Greek Lyric II) (Griekse lyriek C7e v. Chr.) :
“De vader van Ouranos (Uranus, Hemel), zoals reeds gezegd, wordt Akmon (Acmon) genoemd omdat de hemelse beweging onvermoeibaar is (akamatos); en de zonen van Ouranos zijn Akmonidai (Acmonidae) : de ouden maken deze twee punten duidelijk. Alkman (Alcman), zeggen zij, vertelt dat de hemel aan Akmon toebehoort.”
Alcman, Fragment 5 (uit Scholia) (trans. Campbell, Vol. Greek Lyric II) (Griekse lyriek C7th B.C.) :
” Thetis (Schepping). Daarna, het oude Poros (Contriver) en Tekmor (Tecmor, Ordinance) ‘ . . . “En de derde, Skotos” (Scotus, Duisternis) ‘ : daar noch zon noch moorn nog waren ontstaan, maar de materie nog ongedifferentieerd was. Dus op hetzelfde moment ontstonden Poros en Tekmor en Skotos. Amar (Dag) en Melana (Maan) en ten derde, Skotos (Duisternis) tot aan Marmarugas (Flitsen) ‘ : dagen betekent niet gewoon dag, maar bevat het idee van de zon. Voorheen was er alleen duisternis, en daarna, toen het gedifferentieerd was, ontstond het licht.”
Callimachus, Fragment 498 (trans. Trypanis) (Griekse dichter C3rd v. Chr.) :
” draaiende Akmonides (Acmonides), zoon van Akmon (Acmon) .”
III. DE ORPHISCHE COSMOGONIE
Aristophanes, Birds 1139 (trans. O’Neill) (Griekse komedie C5e tot 4e v. Chr.) :
“Aer (Lucht) , de zoon van Erebos (Erebus), waarin de wolken (nephelai) zweven.”
Orphica, Theogonieën Fragment 54 (van Damascius) (trans. West) (Griekse hymnen C3e – C2e v. Chr.) :
“De grote Khronos (Chronos, Onvergankelijke Tijd) die we erin aantroffen , de vader van Aither (Aether, Licht) en Khaos (Chaos, de Afgrond) . Inderdaad, ook in deze theologie, deze Khronos (Tijd), heeft de slang nakomelingen, drie in getal : vochtige Aither (Aether, Licht) – ik citeer -, onbegrensde Khaos (Chaos), en als derde, mistige Erebos (Duisternis) … . Onder deze, zegt hij, genereerde Khronos (Chronos, Tijd) een ei – deze traditie maakt het ook gegenereerd door Khronos, en geboren ‘onder’ deze, want het is uit deze dat de derde Intelligibele triade wordt geproduceerd . Wat is deze triade dan? Het ei; de dyade van de twee naturen erin – man en vrouw – en de meervoudigheid van de verschillende zaden ertussen; en ten derde een onstoffelijke god met gouden vleugels op zijn schouders, stierenkoppen die op zijn flanken groeien, en op zijn hoofd een monsterlijke slang, die de verschijning van allerlei dierlijke vormen vertoont.”
Orphic Rhapsodies 66 (fragmenten) :
“Deze Khronos (Chronos, Onsterfelijke Tijd), van onsterfelijke bron, verwekte Aither (Aether, Licht) en grote Khaos (Chaos, de Afgrond) , uitgestrekt op deze manier en die, geen grens eronder, geen basis, geen plaats om zich te vestigen. Toen vormde grote Khronos uit (of in) de goddelijke Aither (Aether) een helder wit ei.”
Orphica, Epicuras Fragment (van Epiphanius) :
“En hij zegt dat de wereld begon in de gelijkenis van een ei, en de Wind die het ei als een slangenkrans of een gordel omsloot, begon toen de natuur in te snoeren. Toen hij probeerde alle materie met grotere kracht samen te persen, verdeelde hij de wereld in twee hemisferen, en daarna sorteerden de atomen zichzelf, de lichtere en fijnere in het universum zweefden boven en werden de Heldere Lucht en de meest ijle Wind , terwijl de zwaarste en vuilste naar beneden dwaalden en de Aarde (Ge) werden, zowel het droge land als de vloeibare wateren. En de atomen bewegen uit zichzelf en door zichzelf binnen de omwenteling van de Hemel en de Sterren, alles nog steeds rondgedreven door de slangvormige wind.”
Orphica, Argonautica 12 ff (trans. West) (Grieks epos C4e tot C6e A.D.) :
“Ten eerste, de oude Khaos’ (Chaos’) strenge Ananke (Onvermijdelijkheid), en Khronos (Chronos, Tijd), die binnen zijn grenzeloze omhulsels Aither (Aether, Licht) en twee-seksige, twee-gezichten, glorieuze Eros kweekte .”
AETHER GOD VAN HEERLIJK LICHT
Aeschylus, Prometheus Bound 88 e.v. (trans. Weir Smyth) (Griekse tragedie C5e v. Chr.):
“O heldere hemel (dios aithêr), jij gierende bries (takhypteroi pnoiai), jij rivierwater (pêgai potamôn), en oneindig gelach van de golven van de zee (pontos), o universele moeder Aarde (panmêtôr gê), en jij, alziende bol van de zon (panoptês kyklos hêlios), tot jou roep ik! Zie wat ik, een god, van de goden te verduren heb.””
Aeschylus, Prometheus Bound 1091 e.v. :
“Prometheus : ‘O heilige moeder (mêtêr sebas) mijn , o u firmament (aithêr) dat het gemeenschappelijke licht van allen (phaos pantôn) ronddraait, ziet u het onrecht dat ik lijd!
Aristophanes, Vogels 264 e.v. (trans. O’Neill) (Griekse komedie C5e tot 4e v. Chr.) :
“Sokrates (Socrates) : Geef acht op de gebeden. (Op hiërofantische toon) O, machtigste koning, de grenzeloze Aer (Lucht), die de aarde in de ruimte laat zweven, gij heldere Aither (Aether, Bovenlucht) en gij eerbiedwaardige godinnen, de Nephelai (Nephelae, Wolken).”
Aristophanes, Birds 563 e.v. :
“Eerste Semi-Chorus (gezang) : . . . Ik roep mijn illustere vader aan, de goddelijke Aither (Aether), de universele ondersteuner van het leven.”
Aristophanes, Thesmophriazusae 273 :
“Ik zweer het bij Aither (Aether), de woonplaats van de koning der goden.”
Aristophanes, Thesmophoriazusae 1075 e.v. :
“O, gij goddelijke Nyx (Nacht)! hoe langzaam beweegt uw wagen zich door het sterrengewelf, door de heilige gebieden van de Aether en de machtige Olympos.”
Plato, Cratylus 400d & 410b (trans. Fowler) (Griekse filosoof 4e eeuw v. Chr.):
“
Sokrates (Socrates): Laten we ons afvragen wat de mensen bezielde om hun namen te geven …. De eerste mensen die namen gaven waren geen gewone mensen, maar hoge denkers en grote praters …. Maar waarom zou je niet vertellen over een ander soort goden, zoals zon, maan, sterren, aarde, ether, lucht, vuur, water, de seizoenen en het jaar? …
Sokrates: Wordt lucht aêr genoemd omdat het dingen uit de aarde doet opstijgen (airei), of omdat het altijd stroomt (aei rhei), of omdat wind uit zijn stroom voortkomt? . . . Het woord aithêr (ether) begrijp ik op deze manier: omdat het altijd stroomt en vloeit over de lucht (aei thei peri ton aera rheon), kan het goed aeitheêra genoemd worden.”
Orfische Hymne 5 aan Ether (trans. Taylor) (Griekse hymnen C3rd v. Chr. tot 2de n. Chr.) :
“Aan Aither (Aether), Fumigatie van Saffraan. O ooit ongetemde Aither, hoog verheven, in Zeus’ heerschappijen, heerser over de hemel; groot deel van de sterren (astron) en het maanlicht, en van de zon, met verblindende glans helder; alles temmende kracht, etherisch stralend vuur, wiens levendige stralen de hitte van het leven bezielen; het beste element van de wereld, licht-dragende kracht, met stralende sterrenglans, schitterende bloem; hoor het gebed van mijn smekeling, en moge uw gestel altijd onschuldig, sereen en tam zijn.”
Cicero, De Natura Deorum 1. 14 (trans. Rackham) (Romeinse retoricus C1e v. Chr.) :
” besluit dat de meest onbetwistbare godheid die verre alles omringende vurige atmosfeer is die de Aether wordt genoemd, die het universum aan zijn buitenzijde omcirkelt en omarmt op een buitengewoon grote hoogte.”
Bronnen
Grieks
- Hesiod, Theogonie – Grieks Epos C8e – 7e v. Chr.
- Griekse Lyriek I Alcman, Fragmenten – Griekse Lyriek C7e v. Chr.
- Aeschylus, Prometheus Bound – Griekse Tragedie C5e v.Chr.
- Aristophanes, Vogels – Griekse Komedie C5e – 4e v.Chr.
- Aristophanes, Wolken – Griekse Komedie C5e – 4e v.Chr.C.
- Aristophanes, Thesmophoriazusae – Griekse Komedie C5e – 4e v. Chr.
- Plato, Cratylus – Griekse Filosofie C4e v. Chr.
- Callimachus, Fragmenten – Griekse Poëzie C3e v. Chr.
- De Orphische Hymnen – Griekse Hymnen C3e v. Chr. – C2e n. Chr.
- Orphica, Fragmenten – Griekse Hymnen C3e v. Chr.C. – C2e A.D.
ROMAN
- Hyginus, Fabulae – Latin Mythography C2e A.D.
- Cicero, De Natura Deorum – Latin Rhetoric C1e B.C.
BIBLIOGRAPHY
Een complete bibliografie van de op deze pagina geciteerde vertalingen.