Mathieu Joseph Bonaventure Orfila (1787-1853)
Mathieu Joseph Bonaventure Orfila (1787-1853), die vaak de “Vader van de Toxicologie” wordt genoemd, was de eerste grote 19e-eeuwse exponent van de forensische geneeskunde. Orfila maakte van chemische analyse een routineonderdeel van de forensische geneeskunde en maakte studies over verstikking, ontbinding van lichamen en opgraving. Hij hielp bij de ontwikkeling van tests voor de aanwezigheid van bloed in een forensische context en wordt genoemd als een van de eersten die een microscoop gebruikten om bloed- en spermavlekken te beoordelen. Hij werkte ook aan de verbetering van de volksgezondheidsstelsels en de medische opleiding.
Geboren als Spanjaard, op het eiland Menorca, studeerde Orfila eerst medicijnen in Valencia en Barcelona, voordat hij in Parijs ging studeren. Zijn eerste grote werk, Traité des poisons tirés des règnes minéral, végétal et animal; ou, Toxicologie générale, werd gepubliceerd in 1814. Na een mislukte poging om professoraten scheikunde op te richten in medische colleges in Spanje, keerde hij terug naar Frankrijk. In 1816 werd hij koninklijk lijfarts van de Franse vorst Lodewijk XVIII. In 1817 werd hij hoogleraar scheikunde aan het Athénée van Parijs, en publiceerde Eléments de chimie médicale, over medische toepassingen van de scheikunde. In 1818 publiceerde hij Secours à donner aux personnes empoisonnées ou asphyxiées, suivis des moyens propres à reconnaître les poisons et les vins frelatés et à distinguer la mort réelle de la mort apparente. In 1819 werd hij Frans staatsburger en werd hij benoemd tot hoogleraar in de medische jurisprudentie. Vier jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar in de medische scheikunde.
Hij werd in 1830 decaan van de medische faculteit en reorganiseerde de medische faculteit, verhoogde de toelatingseisen en legde strengere examenprocedures vast. Hij hielp ook bij de oprichting van ziekenhuizen en musea, gespecialiseerde klinieken, botanische tuinen, een centrum voor dissectie in Clamart, en een nieuwe medische school in Tours.
Tijdens zijn lange carrière werd Orfila opgeroepen om op te treden als medisch deskundige in strafzaken die veel publiciteit kregen, en werd hij een opmerkelijk en soms controversieel publiek figuur. Orfila was zeer nauwkeurig in zijn methodes en beweerde dat arsenicum in de grond rond graven naar het lichaam kon worden gezogen en voor vergiftiging kon worden aangezien. Hij voerde vele studies uit en drong erop aan dat het testen van de bodem deel zou uitmaken van de procedure bij alle opgravingen.
Hij was een prominent lid van de Parijse sociale en intellectuele elite, en een regelmatige bezoeker (en gastheer) van salons in de jaren 1820 en 1830. Maar zijn ijverige activiteiten als decaan, zijn overvloedige geschriften over polariserende kwesties, en zijn vurige pro-monarchistische politiek maakten hem tal van vijanden. Nadat hij tijdens de revolutie van 1848 uit zijn ambt van deken was gezet, werd een commissie ingesteld om onwettige of onregelmatige handelingen tijdens zijn ambtstermijn te onderzoeken, maar die vond niets. In 1851 werd hij gerehabiliteerd en gekozen tot president van de Academie voor Geneeskunde.