Zestien trials werden geïdentificeerd, met 558 deelnemers. Elf trials hadden een cross-over design. Elf studies includeerden alleen mensen met fecale incontinentie gerelateerd aan vloeibare ontlasting (hetzij chronische diarree, na ileoanale pouch of rectale chirurgie, of als gevolg van het gebruik van een gewichtsverlagend geneesmiddel). Twee onderzoeken hadden betrekking op mensen met zwakke anale sluitspieren, één op deelnemers met fecale impactie en bypasslekkage, en één op geriatrische patiënten. In één onderzoek was er geen specifieke oorzaak voor de fecale incontinentie.
Zeven onderzoeken testten anti-diarreemiddelen om fecale incontinentie en andere darmsymptomen te verminderen (loperamide, difenoxylaat plus atropine, en codeïne). Zes onderzoeken testten geneesmiddelen die de functie van de anale sluitspier verbeteren (fenylepinephrine gel en natriumvalproaat). Twee proeven evalueerden osmotische laxeermiddelen (lactulose) voor de behandeling van fecale incontinentie geassocieerd met constipatie bij geriatrische patiënten. Eén onderzoek beoordeelde het gebruik van zink-aluminiumzalf voor fecale incontinentie. Er werden geen onderzoeken gevonden waarin geneesmiddelen werden vergeleken met andere behandelingsmethoden.
Er waren beperkte aanwijzingen dat antidiarreemiddelen en middelen die de anale sluitspiertonus versterken, fecale incontinentie bij patiënten met vloeibare ontlasting kunnen verminderen. Loperamide werd geassocieerd met meer bijwerkingen (zoals constipatie, buikpijn, diarree, hoofdpijn en misselijkheid) dan placebo. De dosis kan echter worden afgestemd op de symptomen van de patiënt om de bijwerkingen tot een minimum te beperken en toch continentie te bereiken. De geneesmiddelen die inwerken op de sluitspier leidden soms tot lokale dermatitis, buikpijn of misselijkheid. Het gebruik van laxeermiddelen bij geriatrische patiënten verminderde fecale bevuiling en de behoefte aan hulp van verplegend personeel.
Zink-aluminium zalf werd geassocieerd met een verbetering van de kwaliteit van leven, zonder dat er bijwerkingen werden gemeld. De waargenomen verbetering van de levenskwaliteit werd echter zowel in de placebogroep als in de behandelingsgroep waargenomen.
Opgemerkt moet worden dat alle geïncludeerde trials in deze review kleine steekproefgroottes hadden en een korte duur van follow-up. De beoordeling van het ‘risk of bias’ was onduidelijk voor de meeste domeinen omdat er onvoldoende informatie was. Er waren geen gegevens geschikt voor meta-analyse.