De schilderijen en geschriften van Vincent van Gogh worden alom bewonderd om hun grote artistieke waarde. Dit maakt het voor artsen en patiëntengroepen interessant om de ziekte van van Gogh te boetseren tot een boegbeeld van hun eigen specialisme of ziekte. Het recente artikel van ter Borg en Kasteleijn (2012) in dit tijdschrift had een welkome insteek door de diagnoses die tijdens zijn leven werden gesteld in een historische en culturele context te plaatsen. In dit artikel gaat de auteur dieper in op de diagnose epilepsie, waarbij hij meer details toevoegt zonder snel conclusies te trekken. Naast de informatie van ooggetuigen, worden speciale inspanningen gedaan om de medische bronnen kritisch te bekijken en om de originele familiekronieken te onderzoeken. Die informatie is niet gemakkelijk toegankelijk. De Nederlandse woordenschat in de familienota’s maakte het voor vroegere geleerden op dit gebied verleidelijk om allerlei aanvallen bij familieleden gemakkelijk in verband te brengen met de oorspronkelijke diagnose epilepsie. Een deel van het archief van het Willem Arntszhuis Utrecht dat de laatste dagen van Vincents broer Theo beschrijft, tot nu toe alleen in het Nederlands gepubliceerd (Voskuil, 2009 ), is hier opgenomen. Om al deze informatie te integreren is interdisciplinair onderzoek in een niet uitsluitende, maar complementaire synthese van de kennis van vandaag de meest vruchtbare manier om Vincent’s gedrag en zijn verstoringen te begrijpen en tegelijkertijd zijn prachtige kunst te blijven bewonderen.