De Keltische Zonnegod

, Author

“…in oude dagen eerst van de langharige naties, op wier nek eens de auburnkleurige lokken vloeiden in opperste trots; En zij die met bloed vervloekte woeste Teutaten pacificeerden, Hesus’ afschuwelijke heiligdommen, en Taranis’ altaren wreed als waren die geliefd door Diana, godin van het noorden; Al deze rusten nu in vrede. En gij, barden, wier krijgshaftige liederen de roem van dappere daden in de strijd tot in verre tijden zenden, schenkt in veiligheid meer overvloedig gezang. Toen de oorlog voorbij was, keerden jullie, druïden, terug naar mysteries, vreemde en hatelijke riten: Aan u alleen is gegeven de goden en sterren te kennen of niet te kennen, afgelegen bossen uw verblijfplaats, en bossen ver weg. Als wat gij zingt waar is, zoeken de schaduwen der mensen niet de sombere huizen van Erebus of de bleke koninkrijken van de dood; maar de adem des levens regeert deze lichamen nog in een andere tijd…” Lucan -Pharsalia 1eC AD

Lucan’s beroemde verslag probeert in een paar regels het hele religieuze wereldbeeld van de verslagen Galliërs samen te vatten – een wereldbeeld dat hij afschildert als tegelijk woest en gevaarlijk. Hij noemt vier goden – Teutates, Hesus en Taranis, en zeer interessant ‘Diana, godin van het noorden’. Het is misschien verrassend dat hij verzuimt de twee bijzondere goden bij naam te noemen die volgens epigrafisch, numismatisch, literair en historisch bewijsmateriaal zeer prominent in het religieuze landschap van de Kelten schijnen te zijn geweest: Bel(enos) en Lug.

Julius Caesar, de aanstichter van de ‘glorieuze’ gebeurtenissen die in de Pharsalia worden verhaald, beweerde dat Mercurius de belangrijkste god van de Galliërs was:

“…Zij aanbidden als hun godheid in het bijzonder Mercurius, en hebben vele beelden van hem, en beschouwen hem als de uitvinder van alle kunsten, zij beschouwen hem als de gids van hun reizen en tochten, en geloven dat hij grote invloed heeft op het verkrijgen van winst en handelstransacties…” (De Bello Gallico, Boek 6)

Ten tweede vermeldt hij dat zij ook Apollo, Mars, Jupiter en Minerva vereerden. Teutatis’, ‘Esus’ en ‘Taranis’ zijn de namen die Lucan geeft voor Caesars interpretatio romanum van ‘Apollo’, ‘Mars’ en ‘Jupiter’, maar in Pharsalia vervangt hij ‘Minerva’ door ‘Diana’. Aangezien hij bijna 100 jaar na Caesars Gallische verovering schreef, kan men zeggen dat hij wellicht over betere informatie beschikte, maar uit de toon van Pharsalia blijkt duidelijk dat Lucan van mening was dat de Keltische cultuur op het vasteland (met uitzondering natuurlijk van de dichterlijke kunsten) al grotendeels was verpletterd en vervangen door de Romeinen. En wat te denken van de Gallische “Mercurius” die door Caesar wordt genoemd? Hierover lijkt hij – op het eerste gezicht – te zwijgen, maar analyse onthult een interessanter aspect:

Het is vrij vanzelfsprekend uit Pharsalia, dat Lucan Caesar als zijn bron heeft gebruikt, zij het geactualiseerd met de namen van de inheemse goden. Lucans versie begint echter niet met een vermelding van Mercurius, maar met de toespelingen op de al te trotse barbaren en hun vurige vloeiende haarlokken. Hoogmoed komt, zoals men zegt, voor de val – en misschien wel het grootste en bekendste voorbeeld hiervan voor de mensen van de oude Romeinse wereld was het verhaal van Alexander van Macedonië – wiens ambitie zo beroemd was dat hij zijn veroveringen niet kon overleven. De Kelten waren zich terdege bewust van Alexander – zij gebruikten zijn beeltenis op bijna al hun munten.

Een gehoornde Alexander van een munt van de Sequani (Juragebergte, Frankrijk)

Een gehoornde Alexander van een munt van de Sequani (Juragebergte, Frankrijk)

Dus, wat is het verband tussen Kelten, Romeinse Mercurius en Alexander? Caesars uitspraak over de “vele beelden” van Mercurius is interessant als men bedenkt dat de meest voorkomende beelden die door de Kelten werden gemaakt kennelijk geen standbeeldafgodsbeelden waren, maar munten. Voor de Romeinen en de Grieken was Mercurius (Hermes) de god van de handel en het ambacht en werd hij over het algemeen beschouwd als wat Plato een Daemone of spirituele bemiddelaar tussen de mens en de goden zou hebben genoemd. Hij was ook de god van dichters als Lucanus, wellicht de reden waarom Lucanus hem eer aandoet met een vorm van omleiding wanneer hij Caesars verslag van de Keltische religie herhaalt. Mercurius was ook de psychopomp die de zielen van de doden op hun mystieke reis vervoerde – iets wat van centraal belang was voor de Keltische religie, en waar Lucan op wijst. Hij werd gewoonlijk afgebeeld met een gevleugelde reizigers zonnehoed of petasus en met gevleugelde schoenen. Het is daarom niet ondenkbaar dat de gelijkenis tussen de “gehoornde Alexander” iconografie van de munten en de in de Griekse en Romeinse wereld gangbare afbeeldingen van Mercurius heeft geleid tot Caesars bewering dat de Galliërs Mercurius vereerden als hun oppergod. Inderdaad komt op de Gallo-Romeinse “Zuil van de Bootlieden” uit Lutetia (het huidige Parijs) aan de Seine de gehoornde figuur “Cernunnos” voor. Merk op dat zijn hoorns versierd zijn met ringen – mogelijk symbolisch voor de oudere vorm van Keltisch geld voordat munten populair werden:

Hoornige figuur van de 'Pilaar van de Bootlieden', genaamd 'Cernunnos'.

Gehoornde figuur uit de ‘Pijler van de Bootlieden’, genaamd ‘Cernunnos’.

‘Cernunnos’ is een naam die duidelijk is afgeleid van de Keltische naam voor ‘Soldaat’ (Cern), en hij lijkt een helm te dragen met een hertengewei erop: Het beeld van het hert met het versierde gewei wordt specifiek in verband gebracht met de “bronst” waarin gevechten plaatsvinden om het paarrecht, meestal bij territoriale grenzen zoals op vlakten bij rivierovergangen (zoals bij de gevechten in het Ierse epos Tain bo Culainge). In een krijger-pastoralistische cultuur is het verband tussen gevechten en vruchtbaarheid expliciet in dit beeld. Op dezelfde manier is de tak een symbool van vruchtbaarheid voor meer akkerbouw-agrarische samenlevingen, en werd hij veel gebruikt in de Griekse en Romeinse iconografie. In feite combineert het gewei beide beelden door zijn vorm. Vleugels zijn trouwens ook vertakt, evenals bliksemschichten en rivieren. De Pillar des Nautes is overspoeld met Romaans-Keltisch syncretisme.

So – de god van rijkdom en vruchtbaarheid die Caesar met Mercurius vergeleek en ‘vele beelden’ van hem liet maken, werd afgebeeld met het traditionele beeld van Alexander met een cornucopia op zijn hoofd. Lucan’s drievoudige reeks van namen: Teutates, Hesus en Taranis (en hun ‘met bloed besmeurde’ altaren) zouden wel eens een ‘drievoudig aspect’ kunnen zijn van degene die hij ongenoemd laat, ons plagend met zijn tastbare omleiding van de onderliggende godheid waarvan hij moet hebben beseft dat die werd voorgesteld. Lucan was een slimme jongen, en de goden (ongetwijfeld Mercurius zelf) zouden hem op jonge leeftijd in Elysium ontvangen – een ‘rock and roll’ leven en dood.

Maar hoe zit het dan met ‘Belenos’? Of, wat dat betreft, ‘Lugus’? Hoe zit het zelfs met de voorouder-god waarvan Caesar opmerkte dat hij Dis Pater…. heette (of zo heette)? Zouden zij allen één en dezelfde zijn?

In termen van gelijkenis met Mercurius, is het Lug(us) die gewoonlijk deze eer ten deel valt, en voor wie er parallellen zijn gevonden in de mythologie van de ‘overgebleven’ Keltische taalculturen van Wales (Lleu) en Ierland (Lugh), die beide in verband worden gebracht met ambachten. Lug komt (net als Belenos) voor in plaatsnamen en inscripties uit de hele Atlantische Europese wereld, en tot in het stroomgebied van de Donau.

Aanwijzingen voor de prominente aanwezigheid van Belenos zijn te vinden in stam- of verwantschapsbenamingen zoals ‘Belgae’, en persoonsnamen zoals die van de Britse koning Cunobellin(us) (1ste eeuw n.Chr.). In de vroegmiddeleeuwse “Harleian Genealogies” (British Library Harleian MS 3859) van de koningen van West Brittannië (Wales) en de “Henn Ogled” (Oude Noorden – Zuid Schotland tot Lancashire), worden “Beli” en zijn vrouw “Anna” genoemd als de uiteindelijke voorouders van koning Owen van Gwynedd. Van Anna wordt zelfs gezegd (net als van Brighid in Ierland) dat zij familie is van de Maagd Maria – nog een bewijs van pogingen van vroege kerstening tot syncresis met bijbelse verhalen:

“…Beli magni filius, et Anna, mater eius, quam dicunt esse consobrina Mariae uirginis, matris Domini nostri Iesu Christi. …”

Met de romanisering van de Keltische barbaarse culturen zou de verering van Bel/Belenos opgaan in de cultus van Apollo, wat aantoont dat Bel/Belenos een openlijke zonnegodheid was.

Op de stenen fascia van het Romeins-Britse heiligdom van 'Minerva Aquae Sulis' in Bath prijkte dit prachtige hoofd van 'Manannan'. Let op de 'zonnestralen' van het haar en het 'waterige' uiterlijk van de baard...

Op de stenen fascia van het Romeins-Britse heiligdom van ‘Minerva Aquae Sulis’ in Bath prijkt dit prachtige hoofd van ‘Apollo Grannus’. Let op de ‘zonnestralen’ van het haar en het ‘waterige’ uiterlijk van de baard…

De associatie van Apollo Grannus met Mars op verschillende kuuroordheiligdommen in de Romaans-Keltische wereld houdt de martiale link in stand met de geliefde krijger/zonnegod-icoon van de Kelten, Alexander, wiens veroveringen (en mislukkingen) de Keltische invasie van de Balkan, Thracië, Macedonië, Griekenland en Phrygië in de 3e eeuw v.Chr. hadden geïnspireerd. Op sommige van deze afbeeldingen wordt de ‘Keltische’ Mars soms ook afgebeeld in kledij die wij eerder met Mercurius zouden associëren, hetgeen een syncresis aantoont tussen de twee Romeinse goden in de Keltische mentaliteit:

Een 'Keltische Mars' - let op de gecombineerde beeldspraak van Mercurius en de krijger

Een ‘Keltische Mars’ – let op de gecombineerde beeldspraak van Mercurius en de krijger

Sommige afbeeldingen tonen Mars zelfs met vleugels – misschien een handige spirituele weergave van wat de Kelten verlangden: Dood in glorieuze strijd en een ‘autopsychopompische’ vlucht naar de Andere Wereld.

Een 'gevleugelde Mars'. Cunobelinus had een gevleugelde figuur op sommige van zijn munten uit de 1ste eeuw v. Chr.

Een ‘gevleugelde Mars’ – Een gevleugelde figuur wordt ook gezien op sommige Keltische munten uit de 1ste eeuw v. Chr. Het afgebeelde paard is soms ook gevleugeld.

De veronderstelling die ik opnieuw wil opwerpen is deze:

Dat de Atlantische Europeanen vóór de Romeinen een hoofdzakelijk duotheïstische godsdienst hadden die bestond uit een god en een godin die elk een ‘drievoudige’ identiteit hadden. Het opdringen van de Romeinse cultuur en vervolgens het christendom creëerden een ‘Keltisch Pantheon’ dat in werkelijkheid nooit echt heeft bestaan. Lugh’, ‘Belenos’, ‘Teutates’, ‘Esus’, ‘Taranis’ waren allemaal bijnamen van dezelfde zonnegodheid die de zielen van de doden naar hun bestemmingen in de andere wereld leidde. Zijn gezellin ‘Diana’ (De Áine) had soortgelijke meervoudige epithetonen en werd in verband gebracht met de wereldse schepping en manifestatie.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.