De Tempel en zijn verwoesting

, Author

Op de negende en tiende van de maand Av in het jaar 70 sloegen de Romeinse legioenen in Jeruzalem door de vestingtoren van Antonia de Heilige Tempel in en staken die in brand. In de zwartgeblakerde resten van het heiligdom lagen meer dan de ruïnes van de grote Joodse opstand voor politieke onafhankelijkheid. Voor veel Joden leek het alsof het Jodendom zelf onherstelbaar aan diggelen was geslagen.

Van de ongeveer vier tot vijf miljoen Joden in de wereld, stierven er meer dan een miljoen in die mislukte onafhankelijkheidsoorlog. Velen stierven van de honger, anderen door vuur en kruisiging. Zoveel Joden werden als slaven verkocht en overgeleverd aan de gladiatorenarena’s en circussen, dat de prijs van slaven drastisch daalde, waarmee de oude vloek vervuld werd: “Daar zult gij als slaven te koop worden aangeboden, en er zal niemand zijn die wil kopen” (Deuteronomium 28:68). De vernietiging werd voorafgegaan door gebeurtenissen die zo verwoestend waren dat ze leken op scènes uit de Holocaust.

Hoor de woorden van de oude Joodse geschiedschrijver, Josephus:

Hongersnood: “Hongersnood overwint alle andere hartstochten en is destructief voor de bescheidenheid… Echtgenotes trokken de hapjes die hun echtgenoten aten uit hun eigen mond en kinderen deden hetzelfde met hun vaders en moeders met hun zuigelingen, en wanneer degenen die hun het dierbaarst waren in hun handen omkwamen, schaamden zij zich niet om hun de allerlaatste druppels voedsel af te nemen waarmee zij hun leven hadden kunnen redden…”

Schaarste: Op de negende dag van Av: “Men zou gedacht hebben dat de heuvel zelf, waarop de Tempel stond, ziedend heet was vanaf zijn basis, hij was zo vol vuur aan alle kanten; en toch was het bloed groter in hoeveelheid dan het vuur, en zij die gedood werden waren meer in aantal dan zij die hen doodden. Want de grond was nergens zichtbaar voor de dode lichamen die er op lagen.”

Burgeroorlog tussen Joden: “Het geschreeuw van hen die vochten was onophoudelijk, zowel overdag als ’s nachts, maar de voortdurende klaagzangen van hen die rouwden, waren nog vreselijker. Noch werd door de verwanten enige aandacht geschonken aan hen die nog in leven waren. Evenmin werd er zorg gedragen voor de begrafenis van hen die dood waren. De reden was dat ieder aan zichzelf wanhoopte.”

De uitputting door het opofferen van levens en het tevergeefs strijden was op zichzelf al slopend, maar de religieuze crisis was nog erger. Gods eigen heiligdom, hersteld na de terugkeer naar Sion in de zesde eeuw v. Chr., het symbool van het ongebroken verbond tussen Israël en God, werd verwoest. Dit deed twijfel rijzen over de relatie zelf van het volk en hun Heer. Had God het verbond met Israël verworpen?

Het brandpunt van de Joodse eredienst

De Tempel stond centraal in het Joodse religieuze leven op een manier die vandaag de dag moeilijk te heroveren is. Veel Joden geloofden dat de zonde zelf alleen kon worden overwonnen door een zondoffer in de Tempel te brengen. Zonder deze vergeving was de zondaar veroordeeld tot vervreemding van God, wat gelijk staat aan vervreemding van een geldig bestaan. Maar het kanaal van het offer was nu afgesneden.

Voor veel Joden was de hele ervaring van het Jodendom sacramenteel. De priesters dienden; de onwetende massa keek toe; hun religieuze leven werd alleen verlicht door die buitengewone momenten waarop de menigten zich verzamelden in Jeruzalem. Daar, in het ontzag voor een Paasoffer of bij het verzoeningsritueel van Jom Kippoer, voelden zij een emanatie van goddelijke kracht die genade en zegen over het volk uitstortte en de macht van de Heer tot een verbluffende aanwezigheid maakte. Voor deze mensen was er na de verwoesting slechts leegte.

Respons op de verwoesting

De meerderheid van de Joden weigerde te stoppen. Eén element in deze gemeenschap reageerde met overweldigende wanhoop. De Talmoed spreekt van “rouwenden van Sion” die geen vlees wilden eten en geen wijn wilden drinken. Zij verwierpen elke mogelijkheid van een normaal leven en verkozen niet te trouwen of kinderen te krijgen. Eenvoudige menselijke activiteiten – een kind krijgen, trouwen, goede daden verrichten in een gemeenschap – worden alleen in stand gehouden door een enorm niveau van geloof en levensbevestiging, en vertrouwen in de uiteindelijke zin. Gezien de tragedie en de dreiging die nog steeds boven de Joodse gemeenschap hing, vonden deze mensen dat ze gewoon niet door konden gaan met het leven zoals gewoonlijk. Maar door te weigeren normaal te leven, wendden zij hun wanhoop aan tot een kracht om actie te ondernemen: om alles in het werk te stellen om de Tempel te herstellen. Alleen de herbouw van het heiligdom kon de verschrikkelijke angst verminderen en het leven weer normaliseren.

De twee belangrijkste overgebleven sekten, de Farizeeën en de Sadduceeën, deelden de overtuiging dat de Tempel herbouwd moest worden, hoewel de Sadduceeën, waartoe de hofadel en de priesters behoorden, zich met name geen jodendom zonder Tempel konden voorstellen. Deze consensus dreef de mensen tot drastische maatregelen. In de jaren 115 tot 117 na Chr. waren er wijdverbreide opstanden door het Joodse Diaspora, die bloedig werden onderdrukt.

In 132 na Chr. kwam de resterende bevolking van Judea in opstand, geleid door Simon Bar Kochba. Maar opnieuw werd de overweldigende macht van Rome ingezet. Bar Kochba en zijn troepen werden vernietigd, en de overgebleven bevolking van Judea werd gedeporteerd. Met deze nederlaag werd de hoop op een onmiddellijk herstel van de Tempel voor onbepaalde tijd de bodem ingeslagen.

Gedrukt met toestemming van de auteur uit The Jewish Way: Living the Holidays.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.