Een lezing van een klassiek gedicht van Heaney
‘Digging’ verscheen in Seamus Heaney’s eerste bundel, Death of a Naturalist, in 1966. Net als een aantal sonnetten van Tony Harrison – die twee jaar voor Heaney werd geboren – gaat ‘Digging’ over de relatie van een dichter-zoon met zijn vader en het gevoel dat de arbeiderszoon, door te kiezen voor de roeping van de dichter (maar wie kiest er dan voor? Het kiest hen, zouden we kunnen zeggen), een pad inslaat dat heel anders is dan dat van zijn vader, en dat van zijn vader voor hem. Je kunt ‘Digging’ hier lezen; in deze bijdrage geven we onze analyse van de betekenis, de taal en de effecten van het gedicht.
Samengevat overdenkt Heaney in ‘Digging’ zijn vader, die vroeger aardappelboren groef (ondiepe voren in akkers, waarin het aardappelzaad kan worden geplant), maar nu moeite heeft met het graven van bloemperken in zijn tuin. De grootvader van de dichter, zo herinnert hij zich, spitte turf. En nu spit hij, de zoon en kleinzoon, de aarde helemaal niet meer om – in plaats daarvan schrijft hij, met zijn ‘hurkpen’ in de hand in plaats van met een spade. En toch, concludeert Heaney, kan hij de pen gebruiken om een ander soort ‘graven’ uit te voeren dan zijn vader en grootvader deden: hij kan zijn pen gebruiken om te ‘graven’ in zijn verleden, het leven van zijn vader en grootvader, en van Ierland in ruimere zin.
De structuur van het gedicht is veelzeggend, niet in de laatste plaats omdat het bijna de cirkel rond is: Heaney begint met de pen in zijn hand, ‘snug as a gun’ – een suggestieve vergelijking, vooral gezien de complementariteit van ‘snug’ en het woord dat omgekeerd ‘guns’ wordt gespeld. Een geweer is een wapen dat wordt geassocieerd met ‘mannelijke’ ideeën over oorlog (hoe misplaatst ook); een spade wordt geassocieerd met eerlijke handenarbeid, zoals die door de vader en grootvader van de dichter werd verricht. Maar de pen is, in vergelijking daarmee, geen wapen – ja, zoals het spreekwoord zegt, de pen is machtiger dan het zwaard (of het geweer of de spade). Toch verwerpt Heaney deze zin aan het eind van het gedicht en vervangt hij de formatie ‘snug as a gun’ door een eenvoudige declaratieve zin, die in tegenstelling tot het begin van het gedicht op een eigen regel staat en uitnodigt tot een pauze (en ons een denkpauze geeft?) voordat hij besluit: ‘I’ll dig with it’. De laatste drie woorden in deze vier-woorden-verklaring van semi-onafhankelijkheid verkondigen zichzelf in botte en directe eenlettergrepigheid, waarbij elk woord de platte ‘i’-klank gebruikt om een no-nonsense benadering van de kunst van het dichten te suggereren, die Heaney in staat zal stellen trouw te blijven aan zijn afkomst. De pen gaat van ‘knus’ (zij het gevaarlijk, zoals een geweer) naar een gereedschap of werktuig dat in hartgrondig nut en arbeid vergelijkbaar is met de schoppen die zijn vader en voorvaderen gebruikten.
Maar gezien het feit dat het onderwerp van ‘Graven’ het vergelijken van de kunst van het dichten met het werken met de aarde is, is het de ultieme triomf van het gedicht dat het zo’n levendige en technisch effectieve beschrijving geeft van het aardappelgraven door de behendige inzet van de instrumenten van Heaney’s vak: alliteratie, assonantie, onomatopeeën. Denk maar aan de bevredigende klanken van de ‘squelch and slap’, het geluid van de woorden wanneer ze worden uitgesproken, als een manier om het geluid van de drassige turf als zijn grootvader in de aarde groef tot leven te brengen, of de harde no-nonsense alliteratie van ‘curt cuts’, of de woordspeling die we zachtjes kunnen opgraven in ‘living roots’, waarmee Heaney’s wortels in zijn familie van harde gravers worden gesuggereerd. We zouden zelfs kunnen zeggen dat ‘Graven’ niet alleen gaat over dichter worden om in de eigen geschiedenis te graven: het gedicht zelf speelt zo’n graafdaad uit.
‘Graven’ is een gedicht dat een grondige analyse waard is vanwege zulke lokale effecten. Het is een van Seamus Heaney’s eerste grote triomfen als dichter en een van zijn beste prestaties.
Afbeelding: Seamus Heaney in de studio met zijn portret door Colin Davidson. Geschilderd in 2013. Via Frankenthalerj op Wikimedia Commons.