gelofte, heilige vrijwillige belofte om zichzelf of leden van iemands familie of gemeenschap te wijden aan een speciale verplichting die verder gaat dan de gebruikelijke sociale of religieuze vereisten.
In het oude Midden-Oosten legden individuen vaak geloften af aan een godheid om bepaalde handelingen te verrichten of om op een bepaalde manier te leven in ruil voor een goddelijke gunst. Hannah, de moeder van de oudtestamentische rechter Samuel, zwoer bijvoorbeeld dat als Jahweh, de God van Israël, haar een zoon zou schenken, zij hem zou wijden aan de dienst van de Heer. Zij baarde een zoon, en zij hield zich aan haar gelofte. Personen die zich aan de dienst van Jahweh wijdden, konden echter van hun geloften worden bevrijd door een bepaald bedrag te betalen.
De oude Romeinse godsdienst moedigde het afleggen van geloften aan een godheid in naam van de staat aan, waardoor de geloftegever bij de goden in de schuld kwam te staan totdat de geloften waren vervuld. Tijdens oorlogen werden geloften afgelegd aan Mars, de god van de oorlog, om een groot aantal dieren te offeren in ruil voor steun in de strijd.
Bij de Vikingen werden geloften aan de goden, die vaak als een soort gebed werden beschouwd, als heilig beschouwd, en degenen die de geloften braken werden uit hun gemeenschap verstoten.
Geloften zijn heel gewoon in het hindoeïsme, boeddhisme en jainisme, niet alleen onder gewijde religieuze personen maar ook onder leken toegewijden. Hindoeïstische volgelingen van de bhakti (devotie) bewegingen leggen vaak een gelofte af om speciale diensten te verlenen aan hun goden; individuele Hindoes leggen ook vaak een gelofte af om op speciale dagen speciaal te vasten of offers te brengen aan priesters en goden. Boeddhistische monniken, die de regels van de sangha (gemeenschap van gelovigen) volgen, leggen de gelofte af om 10 leefregels na te leven, waaronder geweldloosheid, kuisheid en eerlijkheid. Ook boeddhistische leken nemen op een bepaald moment of op bepaalde momenten in hun leven enkele van de geloften van monniken en nonnen op zich. Mahāyāna (Groot Voertuig) boeddhisten leggen soms de gelofte van de bodhisattva af (iemand die voorbestemd is om verlicht te worden), die zeer streng is en bepaalde voorbereidende handelingen of bekwaamheden inhoudt, evenals de persoonlijke kracht om de gedachte aan verlichting op te wekken. Jaina monniken volgen de vijf geloften of vrata’s van Mahāvīra, de 6e-eeuwse hervormer van hun godsdienst – afzien van doden, liegen, nemen wat niet gegeven is, seksuele genoegens en alle gehechtheden.
Onder de volgelingen van het Judaïsme, het Christendom en de Islām worden geloften afgelegd door leken en door leden van religieuze ordes. In het Judaïsme kunnen geloften (Hebreeuwse nedarim) positief of negatief zijn. Een positieve neder is een vrijwillige belofte om iets aan God toe te wijden of om iets ter ere van God te doen dat niet wettelijk verplicht is. Een negatieve neder (Hebreeuws issar) is een vrijwillige belofte om zich te onthouden van of zich te beroven van een legitiem genot. In het algemeen werd het afleggen van een gelofte in het Jodendom echter niet aangemoedigd door de Talmoedische rabbijnen, tenzij het als laatste redmiddel moest worden gebruikt. Rooms-katholieke religieuze ordes leggen in het algemeen drie geloften af – armoede, kuisheid en gehoorzaamheid – en in sommige gevallen een bijkomende gelofte van stabiliteit, d.w.z. om in een klooster te blijven. In het protestantisme worden de geloften afgelegd tijdens bepaalde riten (b.v. vormsel, wijding en huwelijksceremonies). Moslimheiligen die vereerd worden om hun genezende of spirituele krachten worden soms aangeroepen door de gelovigen, die verschillende soorten geloften afleggen in ruil voor specifieke hulp.