Veel mensen hebben geen symptomen als ze voor het eerst besmet raken met HIV. Sommigen krijgen een maand of twee na blootstelling aan het virus een griepachtige ziekte, het zogenaamde HIV-seroconversiesyndroom. Deze ziekte kan een verscheidenheid aan symptomen veroorzaken, waaronder:
- Diarree
- Vergrote lever of milt
- Koorts
- Vergrote of gezwollen lymfeklieren
- Hoofdpijn
- Spierpijn
- Nausea en braken
- Neurologische verschijnselen
- Uitslag op de buik, armen en benen en gezicht
- Keelpijn
- Thrush, een veel voorkomende schimmelinfectie van de mond veroorzaakt door Candida, een gistachtige schimmel
Deze symptomen verdwijnen meestal na een week tot een maand en kunnen worden aangezien voor andere virale infecties. Gedurende deze periode zijn mensen zeer besmettelijk en is HIV in grote hoeveelheden aanwezig in genitale vloeistoffen.
Een geïnfecteerde persoon kan acht tot tien jaar of langer geen ernstige symptomen ervaren. Deze periode – de asymptomatische periode genoemd – varieert van persoon tot persoon. Sommige mensen hebben binnen een paar maanden symptomen en anderen kunnen jarenlang symptoomvrij zijn.
Kinderen die met HIV zijn geboren, hebben meestal binnen twee jaar na de geboorte symptomen. Kinderen kunnen langzaam groeien of vaak ziek worden.
Naarmate het immuunsysteem verzwakt, kunnen andere complicaties optreden. Bij veel mensen zijn de eerste tekenen van infectie grote lymfeklieren of gezwollen klieren die langer dan drie maanden vergroot kunnen zijn. Andere symptomen vóór het begin van AIDS zijn: