Het Ottomaanse Rijk onderhield in de 16e en 17e eeuw nauwe betrekkingen met de naburige Italiaanse stadstaten. Yacub Pasja (1425-1481), lijfarts van Mehmed II de Veroveraar, was een Italiaanse jood die de titel van pasja en vizier verwierf. Domenico Hierosolimitano (ca. 1552-1622), de derde lijfarts van sultan Murad III, was een Jeruzalemitische rabbi. Zijn boek is een belangrijke bron over het dagelijks leven en de medische praktijk in Istanbul in die tijd. Nuh bin Abd al-Mennab (1627-1707), eveneens van Italiaanse afkomst, was de hoofdgeneesheer van het Ottomaanse Rijk, die een farmacopee in het Turks vertaalde. In dezelfde eeuw werden twee Italianen, Israel Conegliano (Conian) en Tobia Cohen, privé-artsen van vooraanstaande Osmaanse pasja’s en de grootvizier. A. Vuccino (1829-1893) en Antoine Calleja Pasha (1806-1893) doceerden aan de medische school van Istanbul. Italië was een bevoorrecht land voor medisch onderwijs in de beginperiode van de Osmaanse verwesterlijking. Sanizade Mehmet Ataullah Efendi (1771-1826) vertaalde het eerste in het Osmaanse Rijk gedrukte medische boek uit het Italiaans in het Turks. Mustafa Behcet Efendi (1774-1833), hoofdarts van de sultan en de stichter van de eerste westerse medische school in Turkije, vertaalde verschillende medische boeken uit het Italiaans in het Turks. De eerste gedrukte pharmacopeia in het Ottomaanse Rijk was eveneens van Italiaanse oorsprong. In de 19e eeuw waren Edouard Ottoni en zijn zoon Giuseppe Ottoni bekende militaire apothekers, beiden onder de naam Faik Pasha. Waarschijnlijk de meest invloedrijke arts van Italiaanse origine was Giovanni Battista Violi (1849-1928), die meer dan vijftig jaar in Turkije de kindergeneeskunde beoefende. Violi was de stichter van het eerste kinderziekenhuis, het eerste vaccinatie-instituut en het eerste pediatrische tijdschrift in het Ottomaanse Rijk.