Er vinden meer veranderingen plaats in Jakobs leven in Gen 31, maar toch blijven we een trouwe God zien die onophoudelijk door dit alles heen werkt.
(A) Jakobs droom: de ware en levende HEERE brengt Jakobs geloof en zijn verhuizing op gang (Gen 31:1-21)
Jakobs rijkdom ontstemde Labans zonen (die tevens zijn zwagers waren). De zonen van Laban klaagden dat zij geen erfenis hadden, omdat al hun rijkdom naar Jakob was gegaan. Jakob realiseerde zich dat hij nu uit de gratie was bij Laban en zijn familie (Gen 31:2). Op dit punt roept God Jakob op om terug te keren naar waar hij vandaan was gekomen (Gen 31:3). Net als de eerste oproep aan zijn grootvader Abraham, kwam deze oproep in een tijd van rijkdom, comfort en veiligheid.
Hoe verscheen God aan Jakob? Deze God verscheen niet op magische wijze in vuur of donderende bliksem. Dit is een sprekende God die zich openbaart door woorden. Besteedt u tijd aan het luisteren naar God? Luistert u naar zijn woorden? Merk ook op hoe in vers 3 de persoonlijke, verbondsnaam van God wordt gebruikt (“de HEER”, dat is Jahweh). Zoals we in eerdere passages hebben gezien, is dit de naam die God gebruikt als Hij in een persoonlijke relatie staat met een individu. Vers 3 is meer dan een bevel om fysiek te verhuizen, maar heeft alles te maken met het verbond. Deze God zocht nu Jakob, en het verbond zou zich door hem ontvouwen. God beloofde ook zijn aanwezigheid in het bevel aan Jakob. De God die spreekt belooft zichzelf en zijn aanwezigheid. En dit is waarom Jakob gaat.
Na zijn ontmoeting met God, bracht Jakob zijn plannen over aan zijn vrouwen (Gen 31:4-12). In de uitleg van zijn besluit om te verhuizen schrijft Jakob gunst, bescherming, voorspoed en gerechtigheid toe aan God, en een goddelijke openbaring en relatie met God zelf. Hij wijst uitdrukkelijk op de veiligheid en de voorzieningen van God. Dit is duidelijk anders dan de Jakob waarover we tot nu toe hebben gelezen, die een aanzienlijk deel van zijn leven besteedde aan het niet reageren op God. Dit is een Jakob die veranderd is.
Deze verandering zou het gevolg kunnen zijn van de ontmoeting met God in zijn droom (Gen. 31:13). In zijn droom verwijst God naar zichzelf als de God van Bethel, waar God voor het eerst aan Jakob verscheen in een droom en het verbond met hem hernieuwde (Gen 28). Jakob geloofde toen echter niet volledig en richtte een pilaar op, in plaats van een altaar. Voor de Jakob in Genesis 28 was God nog steeds een ver verwijderd wezen. Waarom brengt God Bethel ter sprake in Genesis 31? Twintig jaar zijn verstreken sinds de eerste ontmoeting. Dit is dezelfde God, maar een andere ontmoeting, andere tijd, andere plaats. God hielp Jakob om de punten te verbinden, van de eerste ontmoeting, via de gebeurtenissen in Laban’s huishouding, en tenslotte, op het punt dat het bevel werd gegeven in Genesis 31. God herinnerde Jakob ook aan de gelofte die hij had afgelegd. God had hem al die twintig jaar beschermd en nu was God gekomen om hem op te eisen. Dit is een God die tot ons komt in bewoordingen die wij begrijpen, binnen de grenzen van onze ervaring, om ons te helpen ons leven zin te geven. De God van de Bijbel is niet iemand die boven aan de ladder staat en instructies roept door middel van een oud boek. Dit is een God die naar ons toekomt, die tot ons spreekt in onze eigen ervaringen en omstandigheden en die wijst op alle gebeurtenissen waar Hij deel van heeft uitgemaakt. Ziet u Hem aan het werk in uw leven?
Toen zij dit alles hoorden, kwamen Rachel en Leah overeen te verhuizen (Gen 31:14-21). Eindelijk waren de zusters het ergens over eens! Dit is inderdaad een teken van groei.
(B) De droom van Laban: de ware en levende God grijpt in en beschermt Jakob (Gen 31:22-30)
Jacob vertrekt met zijn gezin zonder Laban in te lichten, en Laban is begrijpelijkerwijs woedend. Op dat moment grijpt God in en verschijnt aan hem in een droom (Gen 31:22-24). Merk op hoe Laban wordt aangeduid als “Laban de Aramese”, waar zijn etniciteit wordt benadrukt. God verscheen aan een ongelovige om Jakob te beschermen.
Laban haalde Jakob en zijn gezin in, en hij was ontstemd dat hij geen fatsoenlijk afscheid mocht nemen met zijn dochters en kleinkinderen. Hij beschuldigde Jakob er ook van dat hij zijn huisgoden uit zijn bezit had genomen. Waarom was Laban zo boos over dat laatste? Misschien geloofde hij dat deze goden verantwoordelijk waren voor zijn rijkdom, of dat hij ze nodig had voor waarzeggerij, of dat ze gemaakt waren van kostbare materialen zoals goud.
In vers 29-30 lezen we over het interessante probleem van Laban. In de droom vertelde God hem dat hij noch iets goeds (d.w.z. zegenen) noch iets slechts (d.w.z. vervloeken) kon zeggen tegen Jakob. Laban kon niets doen tegen Jakob, die de bescherming van de Heer genoot. Labans zegeningen waren niet nodig en werden verworpen, omdat zij niet vergeleken kunnen worden en onbeduidend zijn in vergelijking met de voorzieningen en zegeningen van God. God kwam tussenbeide, en Hij is meer dan genoeg om Jakob te zegenen en te beschermen. Geen mens, geen kwaad kan Jakob overkomen zonder Gods toestemming.
(C) Het verbond: verticale daden van genade door de ware en levende God schept horizontale vrede (Gen 31:31-55)
Laban was ontstemd dat hij zijn huisgoden was kwijtgeraakt. Dit is wat hem zo van streek maakte. Daartegenover zien we Jakobs vertrouwen in zijn God, die niet is als die afgoden. Jakob was zo vol vertrouwen, dat hij Laban toestemming gaf om zijn bezittingen te doorzoeken. We zien hier hoe deze goden waar Laban zo in gelooft, niet meer zijn dan dode voorwerpen die geen hulp zijn en gestolen kunnen worden! Ironisch genoeg konden de goden die hij zocht ook verborgen zijn onder een ceremonieel onreine vrouw, zijn dochter Rachel. In deze passage probeert de schrijver van Genesis aan te tonen dat afgoden geen vermogen hebben om te redden en zelfs van zichzelf niets zijn.
Het is de moeite waard om even stil te staan bij de vraag of wij deze God van woorden, de God van Jakob kennen of dat wij net als Laban dode afgoden aanbidden? Er zijn vele soorten afgoden in ons leven vandaag — afgoden van welvaart, veiligheid, liefde, materialisme, maar deze dingen zullen niet bevredigen. Misschien zitten ook wij, net als Rachel, onze eigen huisgoden te verbergen. Misschien zijn we onze goden kwijtgeraakt en hebben we onze ogen van de ware God afgewend? Wie is de God die jij aanbidt? Is het de ware God of is het slechts jouw idee van God?
Aan het eind van deze passage sluiten de twee mannen, in een poging om vrede te sluiten, een verbond. Maar beide mannen reageren heel verschillend. Laban richt een pilaar op en roept de naam van God aan, waarbij hij naar hem verwijst met de verbondsnaam (Jahweh) (Gen 31:49), dan als de Schepper God (Elohim), dan als Abrahams god en tenslotte als de god van Abrahams vader. Laban kende God eigenlijk niet. Voor hem was God zoals zijn huisgoden. Daarentegen zwoer Jakob bij de vrees van zijn vader Izaäk en offerde in plaats daarvan een offer (Gen 31:53). Dit was zijn allereerste offer, en daarna gingen zij in gemeenschap. Dit is verbazingwekkend, als we dit vergelijken met de pilaar die Jakob in Genesis 28 bij Bethel oprichtte. Jakob zag in dat hij alleen vrede kon hebben met Laban vanwege Gods bescherming. God bewoog Jakobs hart door hem deel te laten hebben aan het verbond der genade. Eindelijk begreep en kende hij God persoonlijk, niet abstract!
Aan het eind van deze episode zien we hoe dit niet een verhaal is van God die een man uit een netelige situatie redt. Het is een beeld van een God die ook zondaars blijft redden en hen tot Zich brengt. Wij zijn als Jakob, die Gods bescherming nodig hebben, en ontvangers van zijn inwijdende genade. Herkent u dat? Als we dat doen, en we belijden geloof in het ultieme offer — Jezus, dan beseffen we dat we dezelfde veiligheid en bescherming van de Heer hebben. Net als Jakob kunnen wij, ondanks de omstandigheden waarin wij verkeren, ondanks de conflicten met de mensen om ons heen, of de onzekerheden in het leven, zingen “Het is goed met mijn ziel!”.
De ESV Gospel Transformation Bible vat het mooi samen, en dit zal de slotgedachte zijn:
In het kort, zoals de Heer zelf tegen Jakob zei aan het begin van dit hoofdstuk: “Ik zal met je zijn.” God stond aan Jakobs zijde. God was met Jakob. Dit, en geen andere reden, is de verklaring voor Jakobs voortdurende voorspoed ondanks zijn eigen zonden en relationele tegenspoed. Rachel’s diefstal van haar vaders huisgoden (Gen 31:19), hetzij als een aanspraak op zijn eigendom (zulke afgoden waren soms waardevol op zichzelf of verbonden met landakten) of als een bijgelovige hoop, waren niet de oorzaak van de bevrijding van haar familie (Gen 31:29, 42, 53).
Zoals bij Jakob, tenzij de God van zulke genade met ons is en aan onze kant staat, zijn onze hoop en toekomst leeg. Maar deze verbondhoudende God is met ons door de bediening van de ultieme Zoon van Jakob, de Here Jezus Christus.