Op een feestdag waar je voor een filmmarathon kunt kiezen uit The Boondock Saints of Darby O’Gill and the Little People, herinner ik de mensen graag aan de pareltjes van The Leprechaun franchise. Geen enkele is bijzonder goed, maar ze bieden wel een constante kwaliteit… min of meer.
De voor de hand liggende pot met goud in deze franchise is de man zelf, Warwick Davis. Zeg wat je wilt over de films, (en je kunt zeggen wat je wilt over de laatste twee), maar Warwick faalt nooit in het leveren van zijn prestaties als de Genius van Killarney. Altijd aan, altijd met plezier, en altijd bereid om een rijm van dialoog te zingen, zelfs als het geen zin heeft. Hij rapt zelfs met de hulp van zijn zombie fly girls.
Ondanks de dappere inspanningen van de man achter prestaties als Willow Ufgood, Wicket the Ewok en talloze andere personages in de Star Wars-, Harry Potter- en Narnia-franchises, variëren de Leprechaun-films nog steeds van goed tot slecht, net als de Fast and Furious-films. Het meest opvallende aan Leprechaun is de hoofdrol van Jennifer Aniston. Ze speelt een verwend stadsmeisje dat zich een weg door de film baant. En dat terwijl Mark Holton (Francis uit Pee Wee’s Big Adventure) en Robert Hy Gorman (Walter uit Don’t Tell Mom the Babysitter’s Dead) een vreemde Of Mice and Men verhaallijn hebben die te goed is voor de film waar hij in zit.
Hoe dan ook, het is niet het verhaal waar we deze films voor kijken. Het zijn de kills. Ik denk aan de dood door een pogo-stick en de dood door een op Mad Max geïnspireerde Mario Kart. Het is misschien de reden waarom Jennifer Aniston niet terugkeerde naar de franchise. Hoewel Friends voorbij is en er nog steeds Leprechaun films worden gemaakt. De tijd zal leren of ze daar de boot heeft gemist.
De tweede film, mogelijk mijn favoriet, is van Rodman Flender, de regisseur van Idle Hands en de Tales From The Crypt-aflevering waarin een helderziende gorilla verliefd wordt op Ernie Hudson. Het is een wereld waarin glamourfeeën verblinde tieners vrijen met grasmaaiers, een barista wordt gedood door de stoomklep van zijn cappuccino-machine, en de Leprechaun zijn Doctor Strange-achtige krachten gebruikt om zijn aanstaande bruid te ontvoeren. Maak je geen zorgen – hij wordt gedwarsboomd door een Jeff Healey-achtige jongen en zijn ‘dronkaard’ Morty. (Niet Rick. In de film heet de dronken oom van het kind eigenlijk Morty.) Deze film brengt niets van het verhaal van de eerste film terug, behalve de rare schoenenfetisj die Leprechaun heeft en een steeds betere garderobe voor onze vriend Nelwyn.
Net als Fast and Furious worden de films eerst slechter voordat ze beter worden. Leprechaun volgt de sequel trope van het veranderen van de instellingen: backwoods, naar de stad, naar de ruimte, en naar ‘da hood’. Het enige wat nog ontbreekt is een vervolg op Hawaï, maar daar duim ik nog steeds voor.
Leprechaun 3, de eerste recht-toe-recht-aan-videofilm in het canon, accepteert zijn campy roots volledig tot op het punt dat het de films bijna schaadt. Bijna. Velen houden van de derde film die zich afspeelt in Vegas. Er zit een exploderende vrouw in en een goochelaar die in tweeën wordt gezaagd tijdens een magisch gevecht met de Leprechaun. Velen vinden van niet. Over de gouden munt wordt nog getwijfeld.
Hoe dan ook, er zit geen goud in Leprechaun 4: In Space. Dit is een speciale traktatie. De film doet erg zijn best om James Camerons Alien te zijn, maar hij is minder goed dan onze ster. Home Improvement’s Debbe Dunning speelt de hoofdrol. Het heeft ook het meest belachelijke einde ooit. Een Duitse wetenschapper gebruikt het bloed van de ruimteprinses om een lichaam te kweken, maar dat werkt averechts en hij verandert in een monster dat ronddwaalt tot hij wordt opgeblazen door een ruimtemarinier. Dat is een ding in deze films. Het heeft ook een Leprechaun lichtzwaard (groen, natuurlijk), Giant-Man Leprechaun exploderende in de ruimte, en een aantal zoete Sega CD cut scene-kwaliteit speciale effecten. Het klinkt alsof het goed zou moeten zijn, maar dat was een Leprechaun reboot ook.
Toen kwam de pot met goud aan het einde van de Leprechaun regenboog, Leprechaun in the Hood en Leprechaun: Back 2 Tha Hood tevoorschijn. Ze hebben karakters die verdraaglijk zijn en Warwick ziet er geweldig dapper uit. De eerste ‘in the hood’ is net zo’n echte film als alle andere in de franchise. Iets te veel verklede gangsters voor mij en te weinig leprechaun die de jazz sigaretten rookt met Ice-T. De film lijkt wel de toon voor de franchise gevonden te hebben en draagt die als een glimmende gesp. Dit geldt vooral voor de zombie fly girls die Lep bijstaan met een rap song sequence.
De laatste twee Leprechaun films, Leprechaun: Origins en Leprechaun Returns (respectievelijk nummer 7 en 8 van de franchise), zijn niet echt IMHO. Ze bestaan niet en zijn de Netflix-gegevens waarop ze worden gestreamd niet waard. Geen Warwick. Geen Leprechaun. Meh.
Deze films zijn nostalgische guilty pleasures. Lep’s (gebrek aan) geluk bij vrouwen is een beetje afstotend. Als er in de echte wereld een hashtag over bestaat, gebeurt het in deze films. Het zit vol met kwaliteiten waar we allemaal van houden in onze fictieve personages, maar die we verafschuwen in iemand in de echte wereld.
Dus, pak dit weekend je favoriete Ierse whisky en ga zitten met een oude vriend, de Leprechaun-serie. Een oude vriend die veel vloekt, te veel drinkt, niet politiek correct is, en waarschijnlijk niet naar huis gaat als je hem dat vraagt.
Misschien moet je gewoon naar Darby O’Gill kijken.