Doel: Het objectief beoordelen van de dagelijkse blootstelling aan licht en het niveau van lichamelijke activiteit bij myope en emmetropische kinderen.
Methoden: Bij honderdtwee kinderen (41 myopen en 61 emmetropen) in de leeftijd van 10 tot 15 jaar werden gelijktijdige objectieve metingen van blootstelling aan omgevingslicht en lichamelijke activiteit verzameld over een periode van 2 weken tijdens de schoolperiode, met behulp van een aan de pols gedragen actigrafie-apparaat (Actiwatch 2). Gedurende deze periode werden elke 30 seconden, 24 uur per dag, metingen gedaan van de verlichtingssterkte van zichtbaar licht en van de lichamelijke activiteit. De gemiddelde uurlijkse blootstelling aan licht en de gemiddelde uurlijkse lichaamsbeweging voor weekdagen en weekends werden onderzocht. Om er zeker van te zijn dat seizoensgebonden variaties de vergelijkingen niet verstoorden, werden de licht- en activiteitsgegevens van de 41 myopen vergeleken met 41 emmetropes van hetzelfde geslacht en leeftijd, die de Actiwatch droegen gedurende dezelfde periode van 2 weken.
Resultaten: De gemiddelde blootstelling aan licht en lichamelijke activiteit voor alle 101 kinderen met geldige gegevens vertoonden significante veranderingen met de tijd van de dag en dag van de week (p < 0,0001). Gemiddeld was de dagelijkse blootstelling aan licht hoger in het weekend dan doordeweeks (p < 0,05), en de lichamelijke activiteit hoger in het weekend dan doordeweeks (p < 0,01). Myopische kinderen (n = 41, gemiddelde dagelijkse blootstelling aan licht 915 ± 519 lx) vertoonden een significant lagere gemiddelde blootstelling aan licht vergeleken met 41 emmetropische kinderen van hetzelfde geslacht en leeftijd (1272 ± 625 lx, p < 0.01). De hoeveelheid dagelijkse tijd doorgebracht in helder licht omstandigheden (>1000 lx) was ook significant groter bij emmetropes (127 ± 51 minuten) vergeleken met myopen (91 ± 44 minuten, p < 0.001). Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de gemiddelde dagelijkse fysieke activiteitsniveaus van myopen en emmetropes (p > 0,05).
Conclusies: Myopische kinderen vertonen een significant lagere dagelijkse blootstelling aan licht, maar geen significant verschil in fysieke activiteit in vergelijking met emmetropische kinderen. Dit suggereert dat de belangrijkste factor in de gedocumenteerde associaties tussen bijziendheid en buitenactiviteit waarschijnlijk blootstelling aan helder buitenlicht is en niet zozeer grotere fysieke activiteit.