Sonnet 29 Door William Shakespeare
Wanneer ik in ongenade ben gevallen bij het fortuin en in de ogen van de mensen,
ween ik helemaal alleen mijn uitgestoten staat,
En de dove hemel lastig val met mijn vruchteloze1 kreten,
En naar mezelf kijkend en mijn lot vervloekend,
wensend naar iemand die rijker is in hoop,
Geëerd als hij, zoals hij met vrienden bezeten,
Verlangen naar de kunst van deze man, en de reikwijdte van die man,
Met wat ik het liefste doe, ben ik het minst tevreden.
Terwijl ik in deze gedachten mijzelf bijna veracht,
denk ik aan U, en dan is mijn toestand,
als de leeuwerik die bij het aanbreken van de dag opstaat,
uit de sombere aarde, zingt lofzangen aan de hemelpoort;
Omdat uw zoete liefde mij zo’n rijkdom brengt
Dat ik dan veracht om mijn staat te veranderen met koningen
Sonnet 106 Door William Shakespeare
Wanneer ik in de kroniek van verspilde tijd
beschrijvingen zie van de schoonste strijdenden,
En schoonheid die mooi oud rijmt,
In praise of ladies dead and lovely knights,
Then in the blazoen of sweet beauty’s best
Of hand, of foot, of lip, of eye, of brow,
I see their antique pen would have express’d
Even such a beauty as you master now.
Dus al hun lofprijzingen zijn slechts profetieën
Van deze tijd, alles wat u voorspelt;
En, omdat zij slechts keken met waarzeggende ogen,
hadden zij niet de vaardigheid genoeg om uw waarde te bezingen:
Want wij, die nu deze huidige dagen aanschouwen,
Hebben ogen om ons te verwonderen, maar geen tongen om te prijzen.
Sonnet 116 van William Shakespeare
Laat me geen beletsel vormen voor het huwelijk van ware geesten. Liefde is geen liefde
die verandert als ze verandering vindt,
of buigt met de verwijderaar om te verwijderen.
5O, nee! Het is een altijd vaststaand merkteken
Dat stormen aanschouwt en nooit wordt geschud;
Het is de ster voor elke dwalende bast,
Wiens waarde onbekend is, hoewel zijn hoogte wordt genomen.
De liefde is niet de dwaas van de tijd, hoewel roze lippen en wangen
10 binnen het kompas van zijn buigende sikkel komen;
de liefde verandert niet met zijn korte uren en weken,
maar draagt het uit, zelfs tot de rand van de ondergang.
Als dit een vergissing is, en op mij bewezen,
Ik heb nooit geschreven, noch heeft een man ooit liefgehad
Sonnet 130 Door William Shakespeare
De ogen van mijn meesteres lijken in niets op de zon,
Koraal is veel roder dan het rood van haar lippen;
Als sneeuw wit is, waarom zijn haar borsten dan dun;
Als haren draden zijn, groeien er zwarte draden op haar hoofd.
5Ik heb rozen zien damasteren, rood en wit,
maar zulke rozen zie ik niet in haar wangen;
En in sommige parfums is er meer verrukking
dan in de adem die van mijn meesteres ruikt.
Ik hoor haar graag spreken. Toch weet ik dat muziek een veel aangenamer geluid heeft. Ik geef toe dat ik nog nooit een godin heb zien gaan. Mijn meesteres, als ze loopt, loopt op de grond. En toch, bij de hemel, vind ik mijn liefde net zo zeldzaam als elke andere die ze met valse vergelijking bedriegt.