Regionaal metamorfisme
Regionaal metamorfisme produceert het grootste deel van het metamorfe gesteente van de Aarde. Het volume van het aangetaste gesteente kan honderden of zelfs duizenden kubieke kilometers bedragen. Het wordt gewoonlijk in verband gebracht met processen van gebergtevorming.
De Aarde bestaat uit stijve platen, bestaande uit de korst en een deel van de bovenmantel, tezamen bekend als de lithosfeer, en een stromende laag plastisch gesteente, bekend als de asthenosfeer. Plaattektonische processen – de manier waarop platen bewegen en op elkaar inwerken – zijn een integrerend onderdeel van metamorfe gebeurtenissen. De platen bestaan uit oceanische en continentale lithosfeer, en deze platen zijn voortdurend in beweging, schuiven langs elkaar heen, trekken uit elkaar en botsen. De randen van langs elkaar schuivende platen worden transformatiegrenzen genoemd, die uit elkaar trekkende platen worden divergente plaatgrenzen genoemd, en de randen van botsende platen worden convergente plaatgrenzen genoemd.
Elke van deze grenstypes geeft een impuls voor de verhoogde druk en temperaturen die nodig zijn voor metamorfisme. Deze bespreking van regionaal metamorfisme concentreert zich op de convergerende plaatgrens, en toont de verschillende druk- en temperatuuromgevingen die door plaatbewegingen worden geproduceerd en de metamorfe facies die zij vormen.
De botsing van twee platen is een bron van grote druk, en intense vervorming (plooien en breuken), van gesteente komt daar voor. Bovendien kan de dichtere plaat worden gesubducteerd of onder de minder dichte plaat worden geduwd, waardoor gesteente diep in zones van immense druk en temperatuur wordt getrokken, of gesubducteerd. Binnen de botsings- en subductiezones worden gesteenten geherkristalliseerd.
Regionaal metamorfisme produceert greenschist facies (laaggradig metamorfisme), dat leisteen, fylliet en greenschist bevat; amfiboliet facies (middelgradig metamorfisme) dat schist en/of amfiboliet bevat; en granuliet facies (hooggradig metamorfisme), dat gneis en/of granuliet bevat.
Twee andere metamorfische facies worden op regionale schaal en onder unieke omstandigheden gevormd. Het blauwschist facies vormt zich in het lage-temperatuur, hoge-druk milieu in het bovenste gedeelte van een subductiezone. Van het land afkomstige sedimenten die diep op de koude oceaanbodem zijn geaccumuleerd, worden tijdens subductie van een oceanische plaat naar een gebied met hoge druk gedreven. Deze gesteenten zien er in ontsluitingen vaak blauw uit.
Het eclogiet-facies duidt op hooggradig metamorfisme dat ontstaat wanneer magnesium- en ijzerhoudende oceanische korst tot op grote diepte wordt gesubducteerd. De zeer hoge temperaturen en drukken produceren granaat en pyroxeen.