OCB’s zijn vooral belangrijk voor multiple sclerose (MS). Bij MS worden gewoonlijk alleen OCB’s van immunoglobuline G-antilichamen in aanmerking genomen, hoewel soms ook andere eiwitten in aanmerking kunnen worden genomen, zoals lipidespecifieke immunoglobuline M. De aanwezigheid van deze IgM OCB’s wordt geassocieerd met een ernstiger beloop.
Typisch voor een OCB-analyse wordt de liquor geconcentreerd en wordt het serum verdund. Na deze verdunning/concentratie verschijnt prealbumine als hoger op CSF. Albumine is typisch de dominante band op beide vloeistoffen. Transferrine is een ander eiwit dat prominent aanwezig is op de CSF-kolom, omdat het door zijn kleine molecuulgrootte gemakkelijk in de CSF wordt gefiltreerd. CSF heeft een relatief hogere concentratie van prealbumine dan serum. Zoals verwacht zijn groot-moleculaire eiwitten in de CSF-kolom afwezig. Nadat al deze banden zijn gelokaliseerd, moeten de OCB’s worden beoordeeld in de γ-regio, die normaal een kleine groep polyklonale immunoglobulinen bevat.
Nieuwe technieken zoals “capillary isoelectric focusing immunoassay” zijn in staat IgG OCB’s te detecteren bij meer dan 95% van de multiple sclerosepatiënten.
Er kunnen zelfs meer dan 12 OCB’s voorkomen bij MS. Elk van hen vertegenwoordigt antilichaam-eiwitten (of eiwitfragmenten) die door plasmacellen worden afgescheiden, hoewel nog niet volledig is opgehelderd waarom deze banden precies aanwezig zijn en welke eiwitten deze banden vertegenwoordigen. De doelantigenen voor deze antilichamen zijn niet gemakkelijk te vinden omdat het vereist is één soort eiwit in elke band te isoleren, hoewel nieuwe technieken hiertoe in staat zijn.
In 40% van de MS-patiënten met OCB’s zijn antilichamen gevonden die specifiek zijn voor de virussen HHV-6 en EBV.
HV-6-specifieke OCB’s zijn ook gevonden in andere demyeliniserende ziekten. Een lytisch eiwit van het HHV-6A-virus werd geïdentificeerd als het doelwit van HHV-6-specifieke oligoklonale banden.
Hoewel vroege theorieën veronderstelden dat de OCBs op een of andere manier pathogene autoantigenen waren, heeft recent onderzoek aangetoond dat de IgG aanwezig in de OCBs antilichamen zijn tegen puin, en daarom lijken OCBs slechts een secundair effect van MS te zijn. Niettemin blijven OCBs nuttig als biomarker.
Diagnostische waarde bij MSEdit
Oligoklonale banden zijn een belangrijke indicator bij de diagnose van multiple sclerose. Tot 95% van alle patiënten met multiple sclerose heeft permanent waarneembare oligoklonale banden, althans voor degenen met Europese voorouders. De laatst beschikbare rapporten in 2017 wezen op een sensitiviteit van 98% en een specificiteit van 87% voor differentiële diagnose versus MS mimickers (specificiteit respect ongeselecteerde populatie zou gelijk of hoger moeten zijn).
Een andere toepassing voor OCB’s is als een hulpmiddel om patiënten te classificeren. Het is reeds lang bekend dat OCB-negatieve MS-patiënten een tragere evolutie hebben. Sommige rapporten wijzen erop dat de onderliggende aandoening die de MS-laesies bij deze patiënten veroorzaakt, verschillend is. Er zijn vier pathologische schadepatronen, en bij de meerderheid van de patiënten met hersenlaesies van patroon II en III zijn oligoklonale banden afwezig of slechts tijdelijk aanwezig.
HeterogeniteitEdit
Er is gerapporteerd dat oligoklonale banden bijna afwezig zijn bij patiënten met laesietypes van patroon II en patroon III.
Op basis van de OCB’s worden gewoonlijk zes groepen patiënten onderscheiden:
- type 1, geen banden in CSF en serum;
- type 2, oligoklonale IgG-banden in CSF,
- type 3, oligoklonale banden in CSF en serum met extra banden in CSF;
- type 4, identieke oligoklonale banden in liquor en serum,
- type 5, monoklonale banden in liquor en serum,
- type 6, aanwezigheid van één enkele band die beperkt is tot de liquor.
Type 2 en 3 wijzen op intrathecale synthese, en de rest wordt beschouwd als negatieve resultaten (geen MS).
AlternatievenEdit
Het belangrijkste belang van oligoklonale banden was het aantonen van de productie van intrathecale immunoglobines (IgG’s) voor het vaststellen van een MS-diagnose. Thans zijn er alternatieve methoden voor de detectie van deze intrathecale synthese gepubliceerd, en daarom heeft deze methode op dit gebied iets van haar belang verloren.
Een bijzonder interessante methode zijn de vrije lichte ketens (FLC), in het bijzonder de kappa-FLC’s (kFLC’s). Verscheidene auteurs hebben gemeld dat de nefelometrische en ELISA-bepaling van FLC’s vergelijkbaar is met OCB’s als markers van IgG-synthese, en kFLC’s gedragen zich zelfs beter dan oligoklonale banden.
Een ander alternatief voor oligoklonale banden voor de diagnose van MS is de MRZ-reactie (MRZR), een polyspecifieke antivirale immuunrespons tegen de virussen van mazelen, rodehond en zoster die in 1992 werd gevonden.
In sommige rapporten vertoonde de MRZR een lagere sensitiviteit dan de OCB (70% vs. 100%), maar een hogere specificiteit (92% vs. 69%) voor MS.