Poet laureate, titel die voor het eerst in de 17e eeuw in Engeland werd verleend voor poëtische uitmuntendheid. De houder ervan is een bezoldigd lid van het Britse koningshuis, maar de post is vrijgekomen van specifieke poëtische taken. In de Verenigde Staten werd in 1936 een soortgelijke functie gecreëerd. De titel van het ambt komt voort uit een traditie uit de vroegste Griekse en Romeinse tijden om prestaties te eren met een kroon van laurier, een boom die heilig is voor Apollo, beschermheer van de dichters. (Voor dichters die deze titel hebben bekleed, zie Poets Laureate of Britain en Poets Laureate of the United States.)
Het Britse ambt is opmerkelijk door zijn continuïteit. Het begon met een pensioen dat aan Ben Jonson werd toegekend door James I in 1616, bevestigd en verhoogd door Charles I in 1630 (toen een jaarlijks “but of Canary wine” werd toegevoegd, om te worden stopgezet op verzoek van Henry James Pye – laureaat geworden in 1790 – die de voorkeur gaf aan het equivalent in geld). Jonson’s pensioen erkende specifiek zijn diensten aan de kroon als dichter en voorzag in hun voortzetting, maar pas 16 maanden na Jonson’s dood in 1637 werd een soortgelijk pensioen voor soortgelijke diensten toegekend aan Sir William Davenant. Het was met de benoeming van John Dryden in 1668, binnen een week na Davenants dood, dat het laureaatschap werd erkend als een vast koninklijk ambt dat automatisch werd vervuld wanneer het vacant was.
Tijdens de Glorious Revolution (1688-89) werd Dryden ontslagen wegens weigering van de eed van trouw, en dit gaf de benoeming een politiek tintje, dat het meer dan 200 jaar behield. De opvolger van Dryden, Thomas Shadwell, begon met de gewoonte om nieuwjaars- en verjaardagsoden te schrijven; dit groeide uit tot een traditie tussen 1690 en ongeveer 1820, en werd het belangrijkste kenmerk van het ambt. De odes werden op muziek gezet en ten gehore gebracht in aanwezigheid van de vorst. Bij zijn benoeming in 1813 probeerde Robert Southey tevergeefs een einde te maken aan dit gebruik, maar hoewel het stilzwijgend werd toegestaan, werd het pas definitief afgeschaft door Koningin Victoria. Haar benoeming van William Wordsworth in 1843 betekende dat het laureaatschap de beloning voor eminentie in de poëzie was geworden, en sindsdien heeft het ambt geen specifieke taken meer. Vanaf Alfred Tennyson hebben de laureaten gedichten geschreven voor koninklijke en nationale gelegenheden, al naar gelang de geest die hen bezielde. Andrew Motion was de eerste Britse dichter-laureaat met een vaste ambtstermijn van 10 jaar (1999-2009). Zijn opvolger, Carol Ann Duffy, werd de eerste vrouw die in deze functie werd benoemd.
In de Verenigde Staten werd in 1936 een soortgelijke functie als die van de Britse poet laureate – de leerstoel poëzie van de Library of Congress – ingesteld door een schenking van de schrijver Archer M. Huntington. In 1985 heeft de regering van de Verenigde Staten de titel poet laureate ingevoerd, die wordt bekleed door dezelfde persoon die de functie van adviseur poëzie bij de Library of Congress bekleedt. De Amerikaanse poet laureate ontvangt een bescheiden toelage en wordt geacht één groot poëtisch werk voor te dragen en op bepaalde nationale plechtigheden te verschijnen.