Dit is een gastbijdrage van Sam Klotz, die de primaire bronenset “Civil War Photographs: New Technologies and New Uses.” Sam is afgestudeerd aan de Stanford University en werkte als Liljenquist Family Fellow met het educatieteam van de Library of Congress.
Toen ik onderzoek deed voor de Library of Congress primaire bronenset “Civil War Photographs: New Technologies and New Uses,” leerde ik veel meer over fotografische technologieën die voor de Burgeroorlog werden gebruikt dan ik in de korte docentenhandleiding kon passen. Hier volgt een greep uit wat ik leerde over de calotypie en de daguerreotypie.
Geïdentificeerde cadet in uniform van het Virginia Military Institute; daguerreotypie van de zesde plaat, 1845
De daguerreotypie werd in 1839 in Parijs uitgevonden door Louis-Jacques-Mandé Daguerre en was een foto die werd afgedrukt op een koperplaat die vóór de belichting werd bedekt met lichtgevoelige chemicaliën. Door de intense detaillering en het aantrekkelijke glanzende oppervlak werd de daguerreotypie een goedkoper alternatief voor olieverf voor portretten, ook al moest de geportretteerde om een daguerreotypie te laten maken een minuut of langer voor direct licht zitten zonder te knipperen of te bewegen.
Sommigen bekritiseerden daguerreotypieën om metafysische redenen. De Franse schrijver Honore de Balzac geloofde dat mensen uit lagen huid bestonden en elke keer dat iemand een daguerreotypie liet maken, verloor die persoon een laag huid en dus een stukje van zijn of haar essentie. De daguerreotypie, die relatief inefficiënt en duur was in vergelijking met technieken als de ambrotypie of de tintypie, raakte later in de 19e eeuw uit de mode.
Newhaven Fisherboy. David Octavius Hill en Robert Adamson, calotype 1845
De calotype was het allereerste proces waarbij een negatief in een positief beeld werd omgezet: een stuk papier dat in chemicaliën was gedrenkt zodat het lichtgevoelig werd, werd in de camera geplaatst, die bij blootstelling aan licht een negatief beeld op het papier vastlegde. Deze calotypie-negatieven werden vervolgens positief afgedrukt op gezouten papier, een papier dat lichtgevoelig werd gemaakt door het in een chemische oplossing te dompelen. Calotypes en gezouten papier werden in de jaren 1840 in Engeland uitgevonden door William Henry Fox Talbot en waren herkenbaar aan hun zachte textuur en gebrek aan detail, in plaats daarvan de nadruk leggend op toon.
Calotypes werden nooit populair in de Verenigde Staten, omdat het Amerikaanse publiek de glans en het detail van de daguerreotypie, naar de Verenigde Staten gebracht door Samuel Morse, verkoos boven de zachte tinten van de calotypie. Tegen de jaren 1860 waren calotypes grotendeels in onbruik geraakt door de ontwikkeling van het natte plaat/collodion procédé.
Hoewel, ondanks hun gebrek aan levensduur, zijn zowel calotypes als daguerreotypes uiterst belangrijke procédés in de geschiedenis van het fotografische medium. De daguerreotypie was de eerste wijze van fotografie die ooit werd uitgevonden, terwijl de calotypie de eerste negatieve naar positieve fotografische technologie was, die de basis vormde voor fotografische technologieën die vandaag nog steeds in gebruik zijn.