Agricultural-industrial wastes, zoals rijst-ruwe as (RHA) en carbidkalk (CL), hebben grote potentiële toepassingen in grondwerken zoals de stabilisatie van hellingen en verhardingslagen en de gespreide funderingen en bedding van pijpleidingen, vooral in de regio’s waar het afval wordt geproduceerd. Het huidige onderzoek evalueert het potentiële gebruik van RHA gemengd met CL als bindmiddel, waardoor de sterkte, stijfheid en duurzaamheidseigenschappen van een uniform zand worden verbeterd. Twee verschillende uithardingstemperaturen, 23 °C en 40 °C, en uithardingsperioden, 7 en 28 dagen, van verdichte zand-RHA-CL mengsels (verschillende droge eenheidsgewichten en gehaltes aan RHA en CL) werden geëvalueerd om het belang van deze veranderingen op de reacties tussen de materialen te bepalen. Het experimentele programma is gericht op de beoordeling van de volgende parameters: initiële afschuifmodulus (G0), ongeconsolideerde druksterkte (qu), en geaccumuleerd massaverlies (ALM). Er zijn studies uitgevoerd om deze parameters te kwantificeren als functie van een nieuwe index, genaamd porositeit/volumetrisch bindmiddelgehalte (η/Biv). De resultaten toonden hogere waarden van G0 en qu, alsmede een geringere ALM met vermindering van de porositeit en met verhoging van het milieuvriendelijke bindmiddelgehalte. Dit laatste wordt bereikt door zowel het RHA- als het CL-gehalte te verhogen. De uithardingstemperatuur werkt als een katalysator, die de puzzolane reacties tussen RHA en CL versnelt. Een langere uithardingstijd komt ook de reacties tussen de materialen ten goede door hun geotechnische eigenschappen te verbeteren. Er werd een variantieanalyse (ANOVA) uitgevoerd en de resultaten toonden aan dat het drooggewicht per eenheid, het RHA-gehalte en het uithardingstype een significant effect hebben op de sterkte. Er kon ook worden nagegaan dat uitharding gedurende 28 dagen bij 23 °C en gedurende 7 dagen bij 40 °C statistisch gelijkwaardig zijn wat de sterkte betreft. De G0 resultaten na verweringscycli neigden naar afname bij proefstukken bij een uithardingstemperatuur van 40 °C en toename bij proefstukken bij een uithardingstemperatuur van 23 °C.