Wie moet antistollingsmiddelen nemen?
Uw arts kan u antistollingsmiddelen aanraden om de bovenstaande aandoeningen te helpen voorkomen als hij denkt dat u een risico loopt.
Dit kan zijn omdat u:
- in het verleden bloedstolsels hebt gehad
- onlangs een operatie hebt ondergaan waardoor u niet veel kunt bewegen terwijl u herstelt, zoals een heup- of knievervanging
- een aortaklepvervanging ondergaan – omdat zich bloedklonters kunnen vormen op het oppervlak van de nieuwe hartklep
- atriale fibrillatie – een soort onregelmatige hartslag (aritmie) die de vorming van bloedklonters in het hart kan veroorzaken
- een aandoening waarbij het bloed een verhoogde neiging heeft tot de vorming van klonters (trombofilie), zoals Factor V Leiden
- antifosfolipidensyndroom – waarbij het immuunsysteem vetten en eiwitten in de bloedvaten aanvalt, waardoor het bloed gaat stollen
Anticoagulantia worden soms ook gebruikt om bloedstolsels te behandelen, zoals DVT of een longembolie, door te voorkomen dat de klonter groter wordt terwijl uw lichaam deze langzaam weer opneemt.
Hoe lang u antistollingsmiddelen moet gebruiken, hangt af van de reden waarom ze nodig zijn. Misschien hoeft u ze maar een korte tijd te gebruiken na een heup- of knieprothese, maar de behandeling kan levenslang zijn als u een langdurige aandoening hebt die uw risico op bloedstolsels verhoogt.