In de meeste talen zijn klinkers langer vóór stemhebbende dan vóór stemloze medeklinkers. Pogingen om dit verschil in klinkerlengte te verklaren in termen van veronderstelde fysische of fysiologische beperkingen van de spraakproductie zijn over het algemeen niet succesvol gebleken. Wij stellen de alternatieve hypothese voor dat taalgemeenschappen opzettelijk de klinkerlengte variëren om op auditieve wijze het closure-duration cue voor stemonderscheid te versterken. Volgens het principe van duurcontrast zou een lange klinker een kort sluitingsinterval nog korter moeten doen lijken en dus stemvaster, terwijl een korte klinker een lang sluitingsinterval langer en dus stemlozer zou moeten doen lijken. Ter ondersteuning van deze auditieve hypothese tonen we aan dat, voor /aba/-/apa/ stimuli variërend in mediale sluitingsduur en voor square-wave stimuli die deze spraakstimuli in de tijd nabootsen, een langer initieel segment een betrouwbare verschuiving veroorzaakt in de twee-categorie-labelinggrenzen van proefpersonen naar langere mediale sluitingsduur. We bespreken ook andere manieren waarop taalgemeenschappen gebruik kunnen maken van duurcontrasten om het fonologisch onderscheidend vermogen te vergroten.