Er zijn en blijven veel muziekstukken waarin de zanger helemaal niet wordt gevraagd om woorden te zingen. In plaats daarvan kunnen de componisten de uitvoerders opdragen allerlei geluiden te produceren, van gebrom tot geschreeuw en krankzinnig gebrabbel. Dit uiterste zou voor elke zanger als ‘uitgebreide technieken’ worden beschouwd, maar de Italiaanse componist Luciano Berio schreef een verbluffende compositie voor zijn zeer getalenteerde vrouw Cathy Berberian, getiteld ‘Sequenza III for Voice’ (1966).
In deze compositie wordt de sopraansolist letterlijk gevraagd om alles uit te voeren, van normaal zingen tot lachen, mompelen onder de adem en zuchten. U kunt hier een uitvoering van dit werk horen en ook de partituur volgen.
Op een meer direct niveau kunt u zich voorstellen hoeveel liederen of koorwerken u hoort waarin de zangers alleen maar neuriën of misschien een ‘ah’, ‘ooh’ of ‘ee’ geluid produceren om de hoofdstemmen te begeleiden. De praktijk van achtergrondzangers in populaire muziek voegt niet alleen ondersteunende akkoorden aan het lied toe, maar ook een warme achtergrondmuur van geluid die de mix op een totaal menselijker manier opvult. De jaren vijftig leken zich te specialiseren in het vragen aan achtergrondzangers om een breed scala aan rariteiten uit te voeren, waaronder ‘do-wop’, ‘sho-be-do’, en andere tijdloze toevoegingen die je kunt horen op veel hitplaten uit die periode van de populaire muziek. Meer recentelijk heeft de jongensgroep Hanson een hit gemaakt met hun liedje ‘MMMBop’. Hoewel ook dat nummer woorden bevatte, was het refrein in wezen woordloos.
Woordloos zingen is gebruikelijk in de jazz. Hier heeft de techniek een naam die ‘scat singing’ is. Het idee achter scat singing is dat de jazz-zanger de geluiden nabootst die hij hoort spelen door de instrumentalisten in de band. Niet alleen kunnen ze de geluiden van de instrumentalisten nabootsen, maar ze improviseren ook vaak op precies dezelfde manier als een instrumentalist dat zou doen. Een van de meest opmerkelijke jazz scat zangers is Ella Fitzgerald, wiens benadering van improvisatie zeer gepolijst en verfijnd is. In deze versie van ‘Flying Home’ levert Ella Fitzgerald een zinderend goede prestatie.
Scat is niet het domein van vrouwelijke jazz-zangers. De beroemde Mel Tormé geeft een prachtig voorbeeld van hoe te scatten over het klassieke jazznummer ‘Autumn Leaves’.
In de wereld van de klassieke muziek kunnen woorden vaak worden uitgebreid tot wat ‘melismas’ wordt genoemd. Bedenk dat het onmogelijk is om een medeklinker te zingen, dus is het zowel muzikaal als fysiek zinvol om het deel van het woord dat je zingt te verlengen: de klinker. Deze melismen worden vaak door componisten gebruikt om de aandacht op een bepaald woord te vestigen en of de betekenis ervan te benadrukken. In plaats van elke lettergreep op één noot te zetten, neemt het melisme een enkele klinker en trekt die uit over een reeks noten. William Byrd bijvoorbeeld maakt in veel van zijn heilige missen goed gebruik van deze techniek. In het slotdeel van zijn Mis voor drie stemmen verlengt Byrd het laatste ‘Amen’ over verschillende maten.
Wanneer we kijken naar de muziek die zonder woorden wordt gezongen, maakt deze techniek het begrip van bepaalde woorden en muziekpassages meer over de klank dan over het specifieke woord. Hier wordt de muziek bijna belangrijker dan de woorden die gezet worden, hoewel dit in Byrd’s geval niet verder van hem af had kunnen staan.
De term ‘vocalise’ verwijst in de klassieke muziek naar een lied dat regelmatig gebruik maakt van een enkele klinker om een aspect van vocale techniek of zelfs alleen maar klanken in tegenstelling tot woorden te ontwikkelen. Misschien wel het bekendste van alle liederen uit dit genre is Rachmaninoffs ‘Vocalise’ Op. 34 uit 1912.
Het gaat om een reeks van veertien liederen waarbij de componist niet om specifieke woorden vraagt. In plaats daarvan draagt Rachmaninoff de zanger op zelf een klinker te kiezen waarmee hij het hele stuk zingt. Hier is een warme en expressieve uitvoering van nummer 14, de beroemde ‘Vocalise’, hier in een orkestrale setting in plaats van de oorspronkelijke pianobegeleiding.
Rachmaninoff is niet de enige componist die het gebruik van een woordloos lied heeft verkend. Stravinsky, nog steeds onder de waakzame blik van Rimsky-Korsakov, componeerde de verrukkelijke en beknopte ‘Pastorale’ voor sopraan, hobo, Engelse hoorn, klarinet en fagot.
Op grotere schaal componeerde de Franse impressionistische componist Claude Debussy een woordloos vrouwenkoor in zijn suggestieve orkestcompositie getiteld ‘Sirenes’ (Nocturne No.3).
Het gebruik van woordloze vocalisten blijft ook vandaag de dag een stimulerende uitdaging voor componisten. De Amerikaanse componist Stephen Montague schreef een stuk dat hij ‘Tigida Pipa’ (1993) noemde, een partituur voor vocaal ensemble en vooraf opgenomen tape.
Met behulp van een mengsel van natuurlijk voorkomende organische geluiden genereert de tape een texturale achtergrond waartegen de zangers een brede selectie van tonen, klikjes, plofjes, en vele andere vocaal geproduceerde geluiden ten gehore brengen. Het is een zeer boeiend, ritmisch stuk dat leuk is om uit te voeren en net zo plezierig om naar te luisteren.
Het texturale effect van het refrein voegt diepte en mysterie toe aan een toch al kleurrijke en creatieve partituur. Het maakt ook de titel van het stuk des te duidelijker.
In de film heeft het woordloze lied vele verschijningen gemaakt. Een van de meest gevierde filmwerken in dit verband is Ennio Morricone’s openingsthema uit ‘Once Upon A Time In The West’.
Morricone heeft zich naar alle waarschijnlijkheid laten inspireren door de Rachmaninoff Vocalise, maar dit lied zet de toon voor een van Sergio Leone’s meest briljante westerns.
Terugkerend naar de wereld van de populaire muziek wil ik u graag nog een paar woordloze nummers meegeven die een blijvende indruk hebben gemaakt op het luisterend publiek. Ten eerste, de band My Chemical Romance en hun liedje ‘Na, Na, Na’.
Trouwens dit liedje heeft wel woorden voor het couplet, maar het refrein en de achtergrondzang bestaan alleen uit de titelwoorden. Ook het liedje van de Police met de titel ‘Do, do, do’ neemt een soortgelijke houding aan als het gaat om het schrijven van het refrein en met meer dan een vleugje droge humor ook.