Er is een oude legende dat Dionysus, heerser van Syracuse, aan vooraanstaande Atheners schreef met het verzoek om informatie over de “polity of Athenians”. In antwoord daarop stuurde Plato hem de komedies van Aristophanes.
Aristophanes is de grote producent van de Attische “Oude Komedie” – de naam die laatstgenoemden geven aan een bepaald soort Atheense satirische komediespelen uit de 5e eeuw (het woord “komedie” stamt af van het griekse woord kōmōidia wanneer de woorden voor “feest” en “zanger” of “lied” worden samengevoegd). Er waren zeker andere schrijvers van “Oude Komedie”, zoals Cratinus, Crates, Pherecrates, en Eupolis, maar hun werken zijn niet bewaard gebleven. Van Aristophanes zijn slechts 11 toneelstukken bewaard gebleven (van de in totaal vierenveertig die aan hem werden toegeschreven) die uit de oudheid tot ons zijn gekomen, en de Oude Komedie heeft in het oude Athene maar kort geduurd. Na het einde van de Peloponnesische Oorlog, en de daaropvolgende ontgoocheling, ontstonden nieuwe vormen van komedie, die sommigen “Middelste Komedie” en “Nieuwe Komedie” hebben genoemd (i.e. Menander), maar deze werken zijn slechts in zeer fragmentarische vorm bewaard gebleven.
We weten heel weinig over het leven van Aristophanes. Hij leefde ergens in de 5e eeuw in Athene, en was dus een tijdgenoot van Pericles en Socrates. Hij was afkomstig uit een stedelijke deme (Cydathenaeum), en hij was een conservatief, altijd verlangend naar de “goede oude tijd” – de glorie van de Atheense strijders bij Marathon in plaats van de neergang van Athene in de Peloponnesische Oorlog, de hoogten van de tragedie onder Aeschylus in plaats van het morele verval bij Euripides, de politieke deugdzaamheid van de vergadering van mannen uit het verleden in plaats van de keizerlijke ambities van mensen als Pericles en Cleon, de zetel van het intellectualisme onder leraren als Homerus en Herodotus in plaats van de schijnbare sofisterij van Socrates en de sofisten. Dit beeld van Aristophanes blijft overeind in zijn overgeleverde toneelstukken, evenals zijn portret in Plato’s Symposium, waarin aan het eind van het stuk Socrates en Aristophanes (samen met Agathon) wakker worden achtergelaten en ontnuchteren van het nachtelijke drinkgelag. Uiteindelijk is Aristophanes het met Socrates eens dat een goede tragische dichter ook een goede komische dichter is, en vice versa.
Comedie kan worden omschreven als een ossenmis van plezier en pijn. Het is plezierig om onze vrienden te zien geloven dat ze meer wijsheid bezitten dan ze in feite hebben. De kennis van het publiek overtreft die van het hoofdpersonage, en het personage kan belachelijk overkomen. Komedie is echter pijnlijk omdat we op een bepaalde manier jaloers zijn op de hoofdpersoon (zie Plato’s Philebus). Wij zijn bijvoorbeeld jaloers op Don Quichot’s kinderlijke verbeelding, en zijn verlangen om het ultieme avontuur van het leven na te jagen met de nobele zoektocht van een dolende ridder. Evenzo is Aristophanes jaloers op Socrates vanwege zijn volmaakte vrijheid, omdat hij niet gebonden is aan het applaus van het theater, zoals Aristophanes dat wel is. Aristophanes werd vele malen tot overwinnaar gekroond op de Dionysia en de Lenaia. Maar Aristophanes ziet zichzelf ook als een opvoeder van Athene, een man die de vergadering burgerlijke deugd bijbrengt.
Misschien heeft Aristophanes gelijk, en is de komedie niet louter onschuldig en onpartijdig. Om Nietzsche te parafraseren: er is geen betere manier om iets te doden dan er om te lachen. Neem nu Aristophanes’ tweede (en nu verloren gegane) toneelstuk De Babyloniërs, dat hem tot vijand maakte van Cleon, die Aristophanes vervolgens voor de rechter daagde wegens laster, maar de zaak werd geseponeerd. Bovendien wordt De wolken door Socrates in Plato’s Apologie aangehaald als een van de voornaamste redenen waarom het volk van Athene zich tegen hem keerde. De toneelstukken van Aristophanes hebben dus een grote invloed.