Zelfrapportage-inventarissen zijn vragenlijsten die door hulpverleners worden gebruikt als onderdeel van het diagnostisch proces. Deze vragenlijsten stellen gewoonlijk een reeks vragen over symptomen, gevoelens, reacties en relaties als een middel om meer te weten te komen over de problemen van de cliënt en hun gevoelens over hoe deze problemen hun leven beïnvloeden.
Deze inventarisaties zijn slechts zo effectief als de cliënt eerlijk en waarheidsgetrouw is bij het invullen ervan. Vaak zullen bij gestandaardiseerde testinstrumenten de vragen in gewijzigde vorm worden herhaald om als waarheidscontrole te dienen.
Een voorbeeld zou zijn een vraag die aan de persoon vraagt “Ik wil mezelf vaak pijn doen” (ja/nee) en dan later in de inventaris vraagt “Ik denk nooit aan zelfmoord” (ja/nee). Het is onmogelijk dat een cliënt beide vragen met “ja” of “nee” kan beantwoorden. Als de ene vraag positief is, moet de andere wel negatief zijn. Contradictoire items zoals deze kunnen iemand “betrappen” die oneerlijk is of de zelfrapportage-meting willekeurig invult.
Voorbeelden van zelfrapportage-inventarissen zijn de Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI) en de Beck Depression Inventory.