Ik hou echt van Zweedse tweelingen omdat je er bijna alles mee kunt doen. Het Zweeds Tweelingen Register (STR) werd in 1960 in Stockholm opgericht en is de grootste database van tweelingen en meerlingen ter wereld. Het bevat de gegevens van vrijwel elke tweeling die sinds 1886 in Zweden is geboren. Vandaag hebben onderzoekers toegang tot de gegevens van ongeveer 194.000 tweelingen. De belangrijkste gegevens over deze tweelingen is natuurlijk of het gaat om een monozygote (eeneiige) tweeling of om een dizygote (broederlijke) tweeling. Monozygote tweelingen hebben dezelfde genencode, terwijl dizygote tweelingen niet meer op elkaar lijken dan gewone broers en zussen. Toch groeien tweelingen meestal tegelijkertijd in hetzelfde huishouden op, d.w.z. dat zij dezelfde omgeving delen. Door fysiologische eigenschappen of gedragingen van monozygote en dizygote tweelingen te vergelijken, kunnen medische onderzoekers dus inschatten welke impact genen hebben op een mens. Op deze manier is het mogelijk de erfelijkheid te bepalen van ziekten als kanker of schizofrenie, maar ook van geestesziekten en de neiging om drugs te gebruiken, enz.
Dankzij Zweedse tweelingen en tweelingen in andere landen hebben we nu een veel beter inzicht in allerlei ziekten, maar ook in hoe persoonlijkheidskenmerken en persoonlijke vaardigheden tot stand komen en welke invloed opvoeding heeft op een mens. Omdat het STR het grootste in zijn soort ter wereld is, heeft het ook het grootste aantal van een zeer gewilde soort tweelingen: eeneiige tweelingen die apart zijn opgevoed. Soms worden tweelingen ter adoptie gegeven en in enkele zeldzame gevallen worden eeneiige tweelingen bij de geboorte gescheiden en door verschillende ouders geadopteerd. Tegenwoordig is deze praktijk in het belang van het kind grotendeels uitgebannen, maar in het verleden is dit af en toe gebeurd. Hoewel dit moeilijk is voor de kinderen, is het een ware goudmijn voor onderzoekers, omdat eeneiige tweelingen die als baby gescheiden werden en in een verschillende omgeving opgroeiden, de identieke genencode hebben die aan zeer verschillende omgevingen wordt blootgesteld. Met deze apart opgevoede tweelingen kan men de impact identificeren die een gedeelde omgeving heeft op een persoon, versus de impact die de unieke levenservaringen hebben. Door deze mensen te onderzoeken kan men dus de invloed van de ouders en het ouderlijk huis op de ontwikkeling van een kind te weten komen. Nogmaals, de medische en psychologische wetenschappen hebben uit deze studies veel waardevolle inzichten verkregen in ziektepaden en de menselijke ontwikkeling.
Maar wat heeft dat alles met financiën te maken? Grappig dat je dat vraagt… Het blijkt dat Zweden ook een van de meest transparante belastingadministraties ter wereld heeft. Met uitzondering van de koning zijn de belastingformulieren van elke persoon vrij toegankelijk voor het publiek, inclusief inkomen, investeringen en andere informatie. Door deze belastinggegevens te koppelen aan de gegevens van de STR, kan men dus de invloed van genen op onze financiële risicobereidheid en ons investeringsgedrag onderzoeken. Dankzij dit onderzoek weten we dat tot 45% van de variatie tussen beleggers in vooringenomenheid, zoals een gebrek aan diversificatie of buitensporig handelen, wordt aangestuurd door de genetische aanleg van het individu. Wat dit in de praktijk betekent, is dat beleggerseducatie en inspanningen om de financiële kennis te verbeteren er waarschijnlijk niet in zullen slagen deze vooroordelen bij veel beleggers weg te nemen. Met andere woorden, als adviseurs moeten wij ons aanpassen aan deze vooroordelen in plaats van te proberen ze te overwinnen of te elimineren. Hoe we dat moeten doen, zal in toekomstige berichten worden besproken.
Hoe dan ook, men moet toegeven dat wetenschappers soms de STR gebruiken voor onderzoek waarvan men kan vermoeden dat het meer wordt gedreven door het persoonlijke belang van de onderzoeker dan door iets anders. Zo stuitte ik onlangs op een artikel in Nature dat onderzocht of de neiging om een hond te bezitten gedeeltelijk door onze genen wordt bepaald. Het blijkt dat ongeveer 50% van de variatie tussen mensen in hun houding ten opzichte van honden wordt bepaald door hun genoom. Dus of je een hondenliefhebber bent of niet is deels te wijten aan je ouders. Wat ik met die kennis moet doen (behalve erover opscheppen in een blogpost) is mij onbekend. Soms moeten we ons gewoon amuseren met die Zweedse tweelinggegevens.
Bijdrage van genen (A), gedeelde omgeving (C) en individuele ervaringen € op onze beslissing om een hond te bezitten