Hoewel tegen 1931 I. Ph. Semmelweis’ prestaties en de tragedie van zijn leven de plaats hadden gekregen die hun toekomt in de geschiedenis van de mensheid, stelde Alexander Fränkel, vroeger assistent van Theodor Billroth en later zijn biograaf, kritisch dat de ontdekker van de oorzaken van kraamvrouwenkoorts zijn ontdekking met feiten had moeten verdedigen in plaats van met fanatisme. Pas enkele jaren na de dood van Semmelweis, bijvoorbeeld, deed Billroth moeizame experimenten. Billroths werk over Coccobacteriën had belangrijke implicaties en beïnvloedde zelfs Robert Koch, hoewel zijn hypothesen niet echt de pathogene en specifieke aard van microben voorspelden. In 1847 poneerde Semmelweis zijn theorie; d.w.z. dat de pathologisch-anatomische veranderingen die hij waarnam in de lichamen van de vrouwen die in het kraambed stierven, in hun pasgeborenen, en in de autopsiebevindingen op zijn vriend Jakob Kolletschka, een eenheid vormden, morfologisch en klinisch gezien. Hij vatte ze samen onder het begrip pyemie. Hoewel Semmelweis voortdurend verafschuwd werd door de evidente statistieken en zijn ontdekking had kunnen bewijzen door middel van dierproeven, nam hij vooral de pen ter hand om zijn mening heftig te verdedigen. Alleen de klinische feiten gaven hem tijdens zijn leven gelijk; de triomf van de bacteriologie die na zijn dood begon, maakte van hem niet alleen de “redder van de moeders” maar ook een geniale stamvader van de bacteriologie.