De Burkeaanse grondslagen
Hoewel conservatieven soms filosofen zo oud als Aristoteles en Cicero als hun voorvaderen aanhalen, wordt de eerste expliciet conservatieve politieke theoreticus over het algemeen beschouwd als Edmund Burke. In 1790, toen de Franse Revolutie nog een utopie zonder bloedvergieten leek te beloven, voorspelde Burke in zijn Reflections on the Revolution in France – en niet door een toevallige blinde gok maar door een analyse van de verwerping van traditie en geërfde waarden – dat de revolutie zou afglijden naar terreur en dictatuur. In hun rationalistische minachting voor het verleden, zo beschuldigde hij, vernietigden de revolutionairen beproefde instellingen zonder enige zekerheid dat zij deze door iets beters konden vervangen. Politieke macht is geen vrijbrief om de maatschappij opnieuw op te bouwen volgens een of ander abstract, ongetest schema; het is een vertrouwen dat in handen moet zijn van hen die zich bewust zijn van zowel de waarde van wat zij hebben geërfd als van hun plichten tegenover hun erfgenamen. Voor Burke ging het idee van erfenis veel verder dan eigendom en omvatte het ook taal, manieren en moraal, en passende antwoorden op de menselijke conditie. Mens zijn is een cultuur erven, en politiek kan niet buiten die cultuur worden begrepen. In tegenstelling tot de Verlichtingsfilosofen Thomas Hobbes, John Locke en Jean-Jacques Rousseau, die elk de politieke samenleving beschouwden als gebaseerd op een hypothetisch sociaal contract tussen de levenden, stelde Burke dat
De maatschappij is inderdaad een contract….s het doel van zo’n partnerschap niet in vele generaties kan worden bereikt, wordt het een partnerschap niet alleen tussen degenen die leven, maar tussen degenen die leven, degenen die dood zijn, en degenen die nog geboren moeten worden….De staat verandert zo vaak als er zwevende fantasieën zijn,…geen enkele generatie zou zich met de andere kunnen verbinden. De mensen zouden niet veel beter zijn dan de vliegen van een zomer.
Omdat het sociale contract, zoals Burke het opvatte, zowel toekomstige generaties als die van het heden en het verleden betreft, was hij in staat om aan te dringen op verbetering door middel van politieke verandering, maar alleen zolang de verandering evolutionair is: “Een neiging tot behoud en een vermogen tot verbetering, tezamen genomen, zouden mijn maatstaf voor een staatsman zijn.’
Burke’s conservatisme was geen abstracte doctrine; het vertegenwoordigde het specifieke conservatisme van de ongeschreven Britse grondwet. In de politiek van zijn tijd was Burke een Whig, en hij liet aan latere conservatieve denkers het Whig-geloof in een beperkte overheid na. Dit geloof was deels de reden waarom Burke de Amerikaanse Revolutie (1775-83) verdedigde, waarvan hij geloofde dat het een gerechtvaardigde verdediging was van de traditionele vrijheden van de Engelsen.
Burke schokte zijn tijdgenoten door er met brute openhartigheid op aan te dringen dat “illusies” en “vooroordelen” sociaal gezien noodzakelijk zijn. Hij geloofde dat de meeste mensen van nature verdorven zijn, doordrenkt van de erfzonde, en niet in staat zichzelf te verbeteren met hun zwakke verstand. Hij zei dat het beter was te vertrouwen op de “latente wijsheid” van vooroordelen, die zich in de loop der jaren langzaam ophopen, dan “de mensen te laten leven en handel te drijven, ieder op zijn eigen particuliere voorraad van verstand”. Tot die vooroordelen behoren die welke een gevestigde kerk en een gevestigde aristocratie begunstigen; leden van de laatste zijn volgens Burke de “grote eiken” en “eigenlijke hoofdmannen” van de maatschappij, mits zij hun heerschappij temperen met een geest van tijdige hervorming en binnen het constitutionele kader blijven.
In Burke’s geschriften wordt de hele politieke wijsheid van Europa geformuleerd in een nieuw idioom, bedoeld om de dwaasheid naar voren te brengen van Franse revolutionairen die bedwelmd waren door plotselinge macht en abstracte ideeën over een perfecte maatschappij. Voor Burke zijn moderne staten zo complex dat elke poging om ze te hervormen op basis van metafysische doctrines alleen, gedoemd is te eindigen in despotisme. De passie en welsprekendheid waarmee hij dit argument ontwikkelde, droeg in belangrijke mate bij tot de krachtige conservatieve reacties tegen de Franse Revolutie in heel Europa aan het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw.