China is in enkele decennia opgeklommen van een arme onderontwikkelde natie tot de op een na grootste economie ter wereld.
Maar deze immense uitbreiding van de rijkdom is niet gelijkelijk verdeeld onder de eigen burgers.
In het julinummer van The American Economic Review hebben de auteurs Thomas Piketty, Li Yang en Gabriel Zucman gebruik gemaakt van nationale rekeningen, enquêtes en belastinggegevens om de verdeling van inkomen en rijkdom in China tussen 1978 en 2015 te bestuderen. Zij stellen vast dat de ongelijkheid in China nu het niveau van de VS nadert.
Figuur 9 uit Piketty et al. (2019)
De bovenstaande figuur vergelijkt de verdeling van de inkomensgroei in China, de Verenigde Staten en Frankrijk over de bestudeerde periode. Zowel in China als in de VS is de groei voor de onderste 50 procent (weergegeven door de lichtste grijze balk) kleiner geweest dan de totale groei. Ondertussen heeft de top-10 procent in elk land een buitensporig groot aandeel gekregen, zelfs nog meer voor de rijksten der rijken.
Het belangrijkste verschil tussen China en de VS is de manier waarop de onderste 50 procent in de winst heeft gedeeld. In China is het gemiddelde inkomen voor de onderste 50 procent in bijna vier decennia in reële termen vijf keer zo hoog geworden. In de VS daarentegen is de inkomensgroei voor die groep met 1 procent gedaald. Dat armere Chinese huishoudens grote verbeteringen in hun status hebben gehad (zij het minder dan rijke Chinese huishoudens), heeft de ongelijkheid misschien acceptabeler gemaakt, zeiden de auteurs.
De auteurs zeiden dat hun bevindingen illustreren waarom kijken naar macro-economische groei niet genoeg is: het is van cruciaal belang om het uit te splitsen en te analyseren wie er wel en wie er niet van profiteert.