“Homohysterie”
Genzin wordt al lang in verband gebracht met seksualiteit, en de processen tegen de Ierse schrijver Oscar Wilde, die in 1895 werd veroordeeld wegens grove zedenschennis, hebben deze overtuiging nog versterkt. Het ongewone esthetische uiterlijk dat Wilde vertegenwoordigde, samen met zijn voorliefde voor esthetische kunst en schoonheid, hielp homoseksuele verdenking te formuleren voor mannen die Wilde’s vrouwelijke flair deelden. Wilde’s veroordeling hielp zo het stereotype te bevorderen dat homoseksualiteit bestond onder vrouwelijke mannen, waardoor mannelijk-acterende mannen ten onrechte werden gediskwalificeerd voor homoseksuele verdenking.
De kracht van homofobie is zodanig dat homoseksuele individuen zich cultureel vaak gedwongen voelen om hun seksualiteit verkeerd voor te stellen (iets dat bekend staat als “in de kast zitten”) om sociale stigmatisering te vermijden. Homofobie heeft echter ook gevolgen voor heteroseksuelen, aangezien het onmogelijk is om iemands heteroseksualiteit definitief te bewijzen. Heteroseksuelen en homoseksuelen die als heteroseksueel willen worden beschouwd, moeten daarom vermijden om zich te associëren met alles wat als homoseksueel wordt gecodeerd. Dit wordt bereikt door het herhaaldelijk associëren met culturele codes van heteroseksualiteit en het zich distantiëren van codes voor homoseksualiteit. Omgekeerd wordt de verdenking dat iemand homoseksueel is vaak geworpen op diegene die gedrag vertoont dat volgens de seksecode past bij het andere geslacht. Bij mannen worden competitieve teamsporten, geweld, auto’s, bier en een emotieloos karakter geassocieerd met mannelijkheid (en dus heteroseksualiteit), terwijl een waardering voor kunst, lekker eten, individuele sportbeoefening en emotioneel expressionisme in verband wordt gebracht met homoseksualiteit. Voor vrouwen is deze vergelijking omgekeerd.
Een homohysterische cultuur (een term van de Amerikaanse socioloog Eric Anderson) kan ontstaan door de combinatie van een besef van homoseksualiteit en een hoge mate van homofobie. In een dergelijke cultuur gelooft men dat iedereen homo kan zijn, en als gevolg daarvan worden de sociale, seksuele en persoonlijke gedragingen van heteroseksuelen beperkt omdat mannen vrezen voor associatie met vrouwelijkheid en vrouwen vrezen voor associatie met mannelijkheid.
In een homohysterische cultuur zijn individuen bezig met het bewijzen van hun heteroseksualiteit omdat homoseksualiteit wordt gestigmatiseerd. Omgekeerd, wanneer de culturele homofobie zo groot is dat burgers over het algemeen niet geloven dat homoseksualiteit zelfs maar mogelijk is (zoals in veel hedendaagse Midden-Oosterse, Afrikaanse en Aziatische culturen), is er geen noodzaak om aan leeftijdgenoten te bewijzen dat men geen homo is. Een uiting van deze opvatting is te zien in Iran, waarvan de president, Mahmoud Ahmadinejad, in 2007 in een toespraak in de Verenigde Staten zei dat zijn land geen homoseksuelen kent. Anderen hebben homoseksualiteit soms bestempeld als een “blanke ziekte”. Ironisch genoeg krijgen heteroseksuelen in sommige zeer homofobe (maar niet homohysterische) culturen meer vrijheid van geslachtsgebonden expressie. Mannen kunnen bijvoorbeeld in veel zeer homofobe culturen elkaars hand vasthouden (omdat anderen niet inzien dat zij homoseksueel kunnen zijn), terwijl handjes vasthouden onder mannen in het Westen homoseksuele argwaan wekt.